TROMPE L'OEIL I

Laatst zag ik dit schilderij in The Huntarian, het museum van de Glasgow University.
Het is een werk van de Nederlandse schilder Edward Collier, gemaakt in 1698.

Vaak wordt ik bij het verlaten van een museum overvallen door een onweerstaanbare drang om meer weten over wat ik zag. Bij een goede tentoonstelling ook.
Die aandoeningen gaan niet voorbij.
Gelukkig maar.

Dit brievenrek is zo delicaat geschilderd, met de juiste schaduwen en lichtinvallen, dat het stilleven haast fotografisch wordt.

Het overtreft alle andere stillevens - met wijnglazen, fruit, hoeden, doodskoppen en wat weet ik nog  allerlei voor rommel - die het vooral moeten hebben van de dieptewerking en andere schilderstrucjes zoals lichtspeling.
Fazanten met hun kop hangend over de rand van de tafel en een rechtopgezet soepbord op de achtergrond.

Hier zien we een veel subtieler genre.

Los van de techniek heeft het schilderij ook een merkwaardige boodschap.

Op het rek zien we de speech die Koning Willem III van Oranje gaf in het Britse parlement.

De datum van 29 april 1676 refereert naar de dood van Michiel de Ruyter, 's Nederlands grootste admiraal.

Een veel voorkomende straatnaam in Nederland overigens.

Dit alles moet wijzen op de goede relaties tussen Nederland en Brittannië.

Het uurwerk, de veer en de schaar zijn symbolen die naar de dood refereren.


Dit schilderij was waarschijnlijk bedoeld om te verkopen of te schenken onder de hovelingen, vooral om het belang van de goede relaties tussen de vloten van de Nederlanders en de Britten te onderstrepen.

Mijn vermoeden van een soort diplomatieke culturele uitwisseling wordt nog versterkt door het feit dat er minstens nog twee andere versies van dit origineel te vinden zijn.

Van dezelfde Edward Collier.

Zoek de zeven verschillen.

En let ook op de aanwezigheid van de kammen, de passer (geleerdheid), de lakstift en het zegel, beiden noodzakelijk om brieven te versturen en het briefgeheim te verzegelen.

In het onderste schilderij is het zegel niet te zien.

Merk ook op dat in de twee laatste schilderijen, de schilder zijn visitekaartje (E. Collier) in zeer duidelijke sierletters vermeldt.

In het bovenste schilderij heet de krant The Fly(ing Dutchman ?), in de twee (latere ?) versies zien we The London (post ?). Ik vermoed dat deze twee exemplaren voor de Britse markt bestemd waren.

Maar toch, in die ene editie staat HER majesties; in de twee andere HIS majesties  ????

Hier is toch geen slordigheid begaan. Maar wat dan wel ?

Toen ik het schilderij zag dacht ik onmiddellijk aan Cornelis Gysbrechts.

Als die naam u niets zegt moet u maar eens het Museum voor Schone Kunsten in Gent binnenlopen.




PAULETTE - EETCAFE - ENAME

Een jaartje hebben we er aan gewerkt.

We, dat zijn Bram, Ann-Sophie en ik maar vooral Bram.

Een oud huisje, een beetje versleten met vooral verziekte tussengebouwtjes.

U kent dat wel, een bijkeuken en dan nog een kot en nog één.

Die hebben we er uit gegooid.

In plaats ervan kwam een degelijke keuken en - voor een restaurant, het o zo noodzakelijke sanitair.

Achteraan staat een constructie die het midden houdt tussen een atelier en een schoolgebouwtje uit de tijd dat de kolen aan huis geleverd werden met paard en kar.

Van de functie als schoolgebouwtje zijn we zeker.


Een creatieve verzamelaar van afgedankte deuren heeft er een tussenwand in gemaakt.

Reeds lang voor Philippe Samyn Europa probeerde te overtroeven met zijn briljant idee van een nieuw gebouw, met gevels van overal uit Europa bijeengesprokkelde ramen, wel, reeds een eeuw
daarvoor was er in de streek van Ename een eenvoudige, bescheiden schrijnwerker die aan recyclage deed, lang voor het woord werd uitgevonden op het einde van de twintigste eeuw.

Het dak werd vernieuwd en de stalen profielen van de ramen werden gerestaureerd, door een man met gouden handen.

Wie iets van stalen ramen kent weet dat je nergens zo'n elegante, fijne profieltjes zal vinden.

Daarvoor alleen al moet eens gaan kijken.

De voorzijde is nu een eetcafé geworden dat met veel liefde en passie geboetseerd wordt door An Sofie Kesteleyn.

Die kent u misschien van haar foto's in onder meer De Standaard, maar haar passie voor fotografie heeft plaats gemaakt voor een andere: u en mij een sobere doch voedzame maaltijd voorzetten.

Die laatste passie is groter dan haar vorige.

Paulette was de naam van haar grootmoeder en de gerechten die An Sofie voorschotelt, kunnen zo uit haar keuken komen.

Een beetje verbeterd, een beetje herdacht, maar met dezelfde soberheid van geest.

Het interieur heeft ook veel authentieks.

Toen het behang verwijderd was zagen we strepen die ter hoogte van de voegen aangebracht waren.

Het leek wel een kunstwerk van  een hedendaags Japanse kunstenaar, maar daar vertel ik u later wel eens.

Ik wilde die brutale ontdekkingen graag behouden.

Maar dat is zonder de brutalistische ingrepen van de elektriciens en loodgieters gerekend.

Die trekken sleuven in de muren zonder rekening te houden met kunstzinnige expressies op de muren.

Mocht ik elektricien of loodgieter zijn, ik zou het ook niet doen.


Ik heb er al een paar keer over geschreven toen we er mee bezig waren.

In het begin, bij de opmeting (klik)

lyrisch bijna bij het timmeren aan het dak (klik)

oprecht verwonderd omtrent de raveelconstructie (klik)

Als u gewoon eens op café wil gaan, of er iets lekkers bij eten, dan kan u dat op vele plaatsen.

Als u eens buitengewoon onder vrienden hetzelfde wil doen, dan moet je bij Paulette langsgaan.

Nu. in de gezelligheid van winterse stemmingen, of waarom niet, na een tochtje in de Vlaamse Ardennen of na de Ronde van Vlaanderen, op de binnenkoer.

Er is plaats voor ongecompliceerde complexloze levensgenieters zoals u en ik.


PAULETTE, eetcafé, Enameplein 12 te Ename. (klik)

MEER WETEN ? klik



VERDICHTE STEDEN VI - ANTWERPEN

In de vorige bijdrage probeerde ik aan te tonen hoe moeilijk het is om pleintjes spontaan te laten ontstaan. (klik) 

Het lijkt wel of we het verleerd zijn om stadkamers te laten groeien daar waar we ze nodig achten.

De verplichte voorbouwlijn blijkt heilig in onze steden.


We verwachten een duidelijke markatielijn tussen het openbaar en publiek domein.

Liefst met een gesloten gevel.

Hiervan afwijken lijkt wel stedenbouwkundige heiligschennis.

Je komt het niet zo vaak tegen dat hier toch een uitzondering op gemaakt wordt.
Zoals hier in Antwerpen in de Kleine Kauwenberg.

Daar werd aan nieuwe studentenhuisvesting gedaan.

GATE  15 heet het project.

Wat zo merkwaardig is aan het project,is dat een markant deel van de bestaande bebouwing behouden werd maar dat voor de rest de gevellijn naar achter geschoven werd, ten voordele van een gebouw met een vrijgemaakt gelijkvloers en nog een boom en een bank erbij waar iedereen mag van profiteren.

Die boom is er niet gekomen, maar de anders zo private niet of nauwelijks gebruikte achtertuin is nu van u en mij.

Nu u het ziet vindt u het waarschijnlijk normaal dat het er zo uitziet. Dat het zo hoort.

Iemand die er nauw bij betrokken was, vertelde mij dat het een jaar duurde voor het voorstel door stedenbouw aanvaard werd.

Een jàààààr.


U moet dan wel het hart, het verstand en de innerlijke overtuiging hebben om als opdrachtgever en ontwerper [BOB 361] , hiervoor een jaar geduld op te brengen.

Weten dat het zo moet, en niet anders.



ALVAR AALTO III

Ik moet nog iets rechtzetten omtrent mijn bericht over Alvar Aalto II.

Het was de zeer gedegen architectuurkenner en -liefhebber Gilbert Decrouvreur die mij vroeg of de tekentafel die ik van de grootmeester toonde, deze was die in zijn privé-woning stond.

Alvar Aalto had zijn atelier iets verder gebouwd in de Tiilimali in Helsinki.

Op de mooiste plek die uitkijkt op de zeer mooie tuin en omgeving had de grootmeester zijn tekentafel neergezet.

Een normaal mens zou daar de zithoek of leeshoek plannen, maar niet zo voor AA.

Vanuit de zithoek kon Aino alleen over zijn schouder in de tuin kijken.

't Moet zijn dat de grootmeester daar inspiratie vond voor zijn ontwerpen en er ook de tijd voor nam om ze met T-lat, tekendriehoek en een fijn gescherpte punt, aan de kalk zijn composities toe te vertrouwen.

Klinkt zeer romantisch.
Met Sibelius op de achtergrond.
En een kop thee.

Zowel in zijn atelier als bij hem thuis hangen er zo'n paar pareltjes van wat met veel vakkundigheid maar vooral met veel gevoel getekende aanzichten en grondplannen.

Hedendaagse computertekeningen kunnen nauwelijks tippen aan deze potloodtekeningen.

De volumes en de dieptewerking van de gevels neuriën zachtjes op de vele grijstonen die je met een lekker potlood op het blad hun leven laat leiden.

Moet u die schaduwen zien.

Of het spel met de bomen en het geflirt met groen.

Jaja, toen hadden ze daar de tijd voor, om dat zo nog met de hand uit te tekenen.
Ik hoor het u zeggen.

Wel vergeet het.

Met computers gaat het niet sneller.

Alleen, als er wijzigingen worden gevraagd biedt de computer voordelen.

Maar wijzigingen aan die ontwerpen werden zelden gevraagd.

Eerst, omdat er goed over de tekening werd nagedacht - iedere lijn werd op wel overwogen wijze neergezet. Dat bracht op.

En ten tweede, opdrachtgevers hadden toen nog respect, of noem het schroom, of een mix van die twee,  voor wat architecten  voor hen tekenden. 

Hadden.

En dan nu, de fout in de vorige bijdrage.

Daarin had ik geschreven geschreven dat Alvar Aalto's bureau verder gezet werd door zijn dochter Elissa.

Dat was niet helemaal juist.

Het was wel Elissa die het bureau verder zette, maar Alvar was niet haar papa maar wel haar eerste echtgenoot en zij Alvar's tweede, veel jongere echtgenote.

Daarvoor was ze gewoon - nou gewoon - zijn flinke medewerkster op zijn bureau met wie hij huwde na de dood van zijn echtgenote Aino Masino. Aino en Alvar waren slechts 24 jaar gehuwd.


Er zijn wel meer kunstenaars die hun carrière nieuw leven inblazen door te huwen met een jongere muze.

Hoe kon ik dan beweren dat Elissa zijn dochter was ?

Wel, ik haalde mijn wijsheid de reisgids van het onvolprezen architectuur- vriendengenootschap Archipel, dat ik tot op heden op het podium installeerde van allesweters, als het op architectuur en hun bedenkers aankomt.

Sinds die terechte opmerking van Gilbert Decouvreur weet ik dat ik nu ook die West-Vlamingen niet voor honderd procent mag vertrouwen.



CHARLES RENNIE MACKINTOSH I

Hier ziet u een paar namen staan: C.R. Mackintosh - ARCHITECT
En daar onder:
Honeyman - Keppie & Mackintosh
140 Bathstreet  Glasgow.

Het is de 'handtekening' onder een één van de zeer mooie perspectieftekeningen die Charles Rennie Mackintosh (CRM) maakte. Hij zette zijn naam voluit boven dat van zijn bureau dat bestond uit de drie namen die u ook lezen kan. Ze staan in alfabetische volgorde.

Het lijkt eenvoudig maar de situatie is op dat ogenblik veel complexer dan dat.

Deze tekening slaat op de bouw van de Scotland Street School of Glasgow, een middelbare school die aan toenmalige rand van Glasgow gebouwd werd en CRM's laatste grote opdracht was.


Eigenlijk werkte hij er alleen aan en sleurde hij de namen van zijn twee andere collega's mee om wat indruk te maken.


Honeyman was een oudere, gesettelde architect met aanzien in Glasgow. Keppie was leeftijdgenoot van CRM en was zijn carrière als first draughtsman begonnen bij  architect James Sellars.

Sellars stierf en Honeyman en Keppie namen Sellars' bureau over.

CRM werd er in dienst genomen. Officiëel bestond het bureau in die hoedanigheid met drie partners van 1888 tot 1901.

Die Scotland Street School, waarvan CRM door iedereen ontegensprekelijk als ontwerper gezien werd, was een opdracht die hij persoonlijk verwierf in 1903, op het moment dat het bureau officieel niet meer bestond.

Honeyman en Keppie zetten de zaak voort, maar CRM maakte er officieel geen deel meer van uit.
CRM had niet het zakelijke in zich, spijts het mooie Hill House, gerealiseerd voor een gefortuneerd zakenman.

CRM was ook de ontwerper geweest van de Glasgow School of Arts.

Alleen, Honeyman had die opdracht binnengehaald en liet overal uitschijnen dat hij er de ontwerper van was, al wisten de ingewijden dat alles van de hand van CRM was. 

Maar dat was het zowat.
Onenigheid tussen de drie architecten zorgde ervoor dat CRM het bureau verliet en in Bathstreet een kantoor(tje) opende en nog steeds de namen van zijn vroegere partners gebruikte, om indruk te maken.

Van dat bureau schiet niets meer over. In 1911 al niet en een tiental jaren geleden werd heel het bouwblok gesloopt voor de bouw van een parking met bijhorende fitnessruimte. Wie veel met de auto rijdt moet zijn bewegingsschaarste wel op de een of andere manier goedmaken.

CRM was te gevoelig voor het - toen ook al - harde architectenbestaan. 

Zeer mooie tekeningen maken en ontzettend fijnzinnige details bedenken was zijn passie en zijn leven, maar gebouwen bouwbaar maken zoals van hem door het architectenestablishment verwacht werd, dat lag hem niet.

Soms heeft een architect een steuntje nodig. Klik hier eens.

VERDICHTE STEDEN V - GENT

In de vorige bijdrage had ik het over de stadskamers en markten die ervoor zorgen dat het aangenaam vertoeven is in onze steden.(klik)

Het evenwicht vinden tussen consumeren, kopen en gewoon genieten, dat is nog wat anders.
Waar in het centrum kan je bijvoorbeeld  'spelen' ?
Buiten het Fonteinepleintje ken ik geen enkel pleintje waar kids kunnen spelen. Jammer.

In de nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen zijn er wel dergelijke pleintjes voorzien.

Spontaan kun je deze pleintjes niet noemen.
Stadskamers ook al niet.
Maar ze zijn er wel.
Ontstaan in de gedachten van de stedenbouwkundige, die wist wat goed was voor de nieuwe bewoners.

Zoals hier op het eiland Malem.
Een plein waar je niets verwacht en waar niets te ontdekken valt.

Tien boompjes als soldaatjes tussen vier blouwblokjes.
Alles mooi orthogonaal geordend.

Met dank voor de overbodige overzichtelijkheid.
Alsof er een planologische wet bestaat die zegt dat het zo moet.

Let ook op het overtollige driehoekje rechts.
De fantasie van sommige stedenbouwkundigen werd niet aan censuur onderworpen.

Ooit hebben er plannen bestaan om in het patershol ook een plein aan te leggen. Niet om er te spelen maar om er te genieten van zestien aan te leggen boompjes.

Er waren zelfs al stedenbouwkundige aanzetten voorzien via een bijzonder plan van aanleg.

Een heel blok moest hieraan opgeofferd worden.


Nog maar een geluk dat dit niet doorgegaan is.

Je vraagt je soms af hoe ver het gekomen is dat men dergelijke ideeën ernstig neemt en op papier zet ?


VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN - IETS IN HEDENDAAGSE TRANT

In de verkavelingsvoorwaarden vlijtig opgetekend in de hoopvolle jaren lezen we:

Naar gelang van bouwen en/of verbouwen zullen de bouwvolumes ontworpen zijn in hedendaagse trant, eenvoudig en voornaam van vormgeving, d.w.z. dat onechte neo-antieke strekkingen dienen geweerd. 
De materialen zullen van eenvoudige aard zijn en sober van toon.
Dienen o.m. worden geweerd: gewone bepleisteringen met grijze cement, glasmortels en andere glanzende materialen zoals de zogenaamde gevelstenen met harde, schelle kleuren.
Daar "achter- en zijgevel" te beschouwen zijn als essentiële elementen van een gebouw, dienen ze op architecturaal gebied evenzeer verzorgd en met dezelfde materialen uitgevoerd als de voorgevel.

Met dit voorschrift worden evenwel geen stereotiepe concepties nagestreefd, d.w.z. dat waardevolle, originele opvattingen niet uitgesloten worden.

De auteur van deze voorschriften had wellicht een duidelijk beeld van wat hij wel en niet wilde.

Iets in hedendaagse trant.
En langs alle kanten even waardevol.

Eigenlijk zouden we - na zovele jaren - eens moeten gaan kijken wat het resultaat van die hedendaagse trant is.

En ook hoeveel niet stereotiepe concepties gerealiseerd zijn.


Stedenbouwkundige voorschriften opstellen, het blijft een moeilijke oefening.

Te strak keurslijf of veel te veel loszittende kleding, het blijft telkens opnieuw maatwerk.
Te vaak zonder echt in te pikken op wat ruimtelijk het meest geschikt zou kunnen zijn.

Regeltjes, regeltjes en nog eens regeltjes.
En af en toe een poging om ze eens te doorbreken.

Enfin, we zijn er in geslaagd een vergunning te krijgen voor iets in hedendaagse trant.




TOT WAAR RIJKT DE OPDRACHT VAN EEN ARCHITECT ?

Er zijn twee soorten opdrachtgevers.

De eerste categorie verwacht niets meer van hun architect dan een handtekening.
Kwestie dat ze in orde zijn met die vervelende wetgeving uit 1939.

Toen besliste de regering dat bouwwerken maar kunnen opgetrokken worden als een  architect de plannen tekent en de werken controleert.

De tweede categorie verwacht dat de architect zich alles en nog veel meer dan alles aantrekt, opdat het gebouw zou kunnen gebruikt worden waarvoor het bestemd is.

Wat ons redelijk normaal lijkt.

Die eerste categorie heeft niet zo lang geleden haar slag thuis gehaald.

Voor het eerbiedwaardige Hof van Cassatie dan nog.

Een architect moet zich niet meer met de werken bemoeien eens ze wind- en waterdicht zijn.

Het eerbiedwaardige hof baseert zich voor deze stelling op de artikels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
In die codex staat dat een gebouw, eens het aangevat is, binnen de drie jaar winddicht moet zijn.

Winddicht, dat is nog niet waterdicht.

Het Hof heeft zich dus een beetje verslikt.

Ik denk niet dat de leden van het Hof tevreden zouden zijn met een gebouw dat winddicht is maar verder zo lek is als een mandje.

Het Hof stelde in haar besluit wel dat, als de afwerking stabiliteits- of constructieve problemen inhouden, de architect wèl aan boord moet blijven.

En hoe weet een architect wat de opdrachtgever, eens het winddicht is, verder met het gebouw zal doen ?

Het zal dus in de feiten te beoordelen zijn of hij al dan niet de werken had moeten opvolgen.

Het wordt tijd dat wettelijk eens duidelijk vastgesteld wordt tot waar de taak van de architect minimaal reikt.



VERDICHTE STEDEN IV GENT

In de vorige bijdrage had ik het over stadskamers. (klik)
Die aangename ogenschijnlijk vormloze pleintjes, blijkbaar uit het niets ontstaan.
De werkelijkheid is dat er nood aan was.

Van één plein zijn we alvast zeker dat het ‘gepland ‘ is, nog voor er sprake was van gediplomeerde urbanisten: de Vrijdagmarkt in Gent bijvoorbeeld.

Blijkbaar was er behoefte aan een dergelijke grote marktplaats.
Voor de jaarmarkten die soms dagen duurden, of om de blijde intrede van alweer een nieuwe vorst te vieren.

Goede relaties met de machtshebbers onderhouden is altijd interessant.
Diplomatie heet dat.

Wat eigen is aan alle grote marktpleinen: je vindt er nauwelijks winkels.

Cafés en restaurants, jazeker.

Maar zelden handelszaken, tenzij aan de hoeken van het plein.

Omdat daar de meeste passage is.

Winkels vind je in straten, omwille van een vernauwde looplijn.

Consumenten worden gegijzeld tussen de straatgevels.

Op een plein is er een veel grotere vrijheid aan circuleren. Bij sommige mensen is dat zelf een probleem. 

Agorafobie.

Ik ken weinig mensen die heel gedisciplineerd alle gevelwanden van een plein aflopen.

En dat is wat handelaars al eeuwen weten: tenzij je een publiekstrekker bent, zoals een grootwarenhuis, moet je je zaak op die plaatsen plannen waar er veel volk langs komt.

Langs invalswegen, in de straten die naar de marktpleinen lopen, maar nooit op een plaats waar geen of weinig katten kopen.

In de middeleeuwen was daar een gezegde voor: je moet aan de weg timmeren. 

Timmeren was een ander werkwoord voor bouwen, en de middeleeuwers stelden dat je je zaak aan een weg moest bouwen want daar kwam volk langs en daar kon je verkopen.

Middeleeuwse economielessen, maar vandaag interpreteert iedereen dat gezegde verkeerd.

Die cafés en restaurants, dat is ook niet zo uitzonderlijk.
Mensen die naar de markt trokken waren soms al een paar uren onderweg.
Twee, drie uren stappen was geen zeldzaamheid.




Tel daar nog een paar uren aankopen bij en je vergaat van honger en dorst. Vandaar.

VERDICHTE STEDEN III GENT

Het aaneenrijgen van pleintjes - onregelmatig van vorm - ontstaan uit een onweerstaanbare drang om handel te drijven.
Huizen waren te klein - dan maar op straat verkopen.

Steden lokten veel volk naar hun markten.

In veel steden bestond er al van oudsher een reglement dat 's avonds de goederen weer van straat moesten gehaald worden. Die middenstanders, als je ze laat begaan ...

Die pleintjes raakten hun marktwaarde kwijt.
Ze zijn enige tijd sympathieke parkeerplaatsen gebleken - nu ondenkbaar.
Behalve het Edward Anseelepleintje -  tussen vrijdagmarkt en Ottogracht - dat vroeger de Draadmarkt heette en nog steeds vol auto's staat.

Auto's verdwenen, terrasjes kwamen in de plaats.

Ik wil ook wel best een terrasje doen, maar er zijn er mij een paar teveel. Iedereen mag er wat aan verdienen maar mag het ook sober ?


Ik mis heel vaak wat gewone zitbanken waar je zonder enige verplichting voor anker kunt gaan.

Die marktjes worden dan kamers. Stadskamers.
De stad als een huis met gangen en kamers. 

Dàt is het wat een stad zo aantrekkelijk maakt.

Raar dat we dat in de moderne stedenbouw niet meer kennen.
Niet meer kunnen ? 
Niet meer willen ?