Posts tonen met het label ARCHITECTUUR. Alle posts tonen
Posts tonen met het label ARCHITECTUUR. Alle posts tonen

FERDINAND SCHLICH

Er zijn een paar architectuurstudenten die hun diploma danken aan Ferdinand omdat hij ze uit hun sloot vol onvoldoendes sleurde.

Dat heb ik een aantal keren mogen meemaken op de deliberaties.
Lode Janssens, onze directeur, had een zeer goed systeem bedacht om de deliberaties op een ordentelijke manier te doen verlopen.

Het systeem was zo eenvoudig en doorzichtig dat men zich kon afvragen waarom nog nooit iemand eerder er op gekomen was.

Maar om zaken eenvoudig op te lossen moeten u niet altijd bij een architectuurinstituut aankloppen.

Het systeem ging van hoog naar laag. Eerst kwamen alle studenten aan bod waar er geen probleem mee was. Zo waren er niet veel, maar soit.

Dan kwamen alle studenten waar er absoluut niets mee aan te vangen was. Dat waren er soms verrassend meer dan we dachten.

En dan kwamen de delibereerbaren aan bod.
Eerst die met één negen.
Dan die met twee negens.
Dan die met één negen en een acht.
Dan die met twee achten.
Of nog, iemand met één zeven.

Dan waren we uitgedelibereerd.

Enfin, dat dachten we want toen kwam Ferdinand aan het woord.

Dat was geen ge-ijkte procedure.
Ferdinand nam gewoon het woord.

Het woord nemen was veel gezegd.
Het was meer theater. Passioneel theater.
Dat we die, die en die studenten zeker niet mochten laten vallen want die gasten. die hàdden het. Die ademden architectuur. Die leefden ervoor. En hij wist wel, die onvoldoendes zag hij ook wel, maar welke talenten zouden we hier niet laten schieten door die gasten daarvoor tegen te houden. Beseften wij dat wel ?
Enfin dat ging zo nog een paar minuten door tot wij hem geloofden, want als er één collega leefde voor architectuur, dan was hij het wel.

Reeds van in mijn studententijd klonk zijn stem boven alle discussies uit. Passioneel, beangstigend emotioneel en hyper rationeel als het tot uitvoeren kwam.

Getuige zijn eigen woning. Daar is zoveel over nagedacht, getekend en hertekend. Niets teveel, niets te weinig, alles logisch in elkaar.

Hij was sterk beïnvloed door Lampens. Erger, hij aanbad Lampens. Maar hij voegde er een rationele dimensie aan toe. Die van het bouwen zonder afval.

Er zijn overigens niet zoveel architecten wiens woning bij leven al op de erfgoedlijst komt te staan.

Architect zijn, dat was voor Ferdinand Schlich de kruising tussen technische beheersing, evenwichtige volumes, oog voor de omgeving, verbeelding.

Ik vond maar één foto van Ferdinand Schlich: voor het bord in zijn lessen constructie.

Ik maak mij nu de bedenking: van weinig mensen zijn er goede foto's te vinden over hoe ze in hun werk staan. Van mijn collega's dus ook niet.

Ik denk dat ik daar iets aan ga doen.



WERFBEZOEK - MEANDERKUNST


Hier was een aannemer aan het werk die vanop een ladder stenen deponeert op de pas gelegde OSB-vloer.

Hij komt nooit van zijn ladder af maar duwt de stenen steeds verder van het trapgat weg.

Uit respect voor een aantal natuurwetten, waarmee ik u niet wil vervelen, meanderen die stenen uit elkaar.

Kunstwerken ontstaan soms uit onwetendheid.

FAGUS FABRIEK - WALTER GROPIUS - WERELDERFGOED

Ik ken niet zoveel fabrieken waar de riooldeksels een afbeelding van het hoofdgebouw tonen.

Om eerlijk te zijn, ik ken er geen.

Ofwel zijn alle andere industriële gebouwen te banaal om ze op hun putdeksels te zetten ofwel vindt men het weggesmeten geld. Een combinatie van beiden kan ook.

Fagus (Sylvestris) verwijst naar beuk, de grondstof waar ze de leesten maken die dan op hun beurt dienen om uw schoenen van te maken, op een zodanige manier dat ze goed zitten.

Toen de Fagus-fabriek werd opgetrokken, had de opdrachtgever Carl Benscheidt aan de vertrouwde familie-architect Edward Wernen reeds de opdracht gegeven, maar daar kwam plots ene Walter Gropius zich geheel uit het niets moeien met die plannen, en wist hij Benschheidt ervan te overtuigen dat hij, Gropius, de enige was die in staat was om de nieuwe fabriek naar de moderne en toekomstige inzichten te bouwen, nog veel beter dan Peter Behrens (AEG-Turbinenfabrik Berlijn) bij wie hij stage gelopen had.
Na de praatjes van Gropius moest ook Adolf Mayer mee aan boord want, zoals algemeen geweten is, Gropius kon niet tekenen, Mayer wel.

Of Wernen bij de Deutsche Architektenkammer klacht heeft neergelegd wegens ondeontologisch gedrag van die Gropius, is mij niet bekend. Zit hier een doktoraatsthesis te wachten ?

Die riooldeksels zijn niet van Gropius' tijd. Links van het gebouw ziet u op het deksel de naam Fagus staan, rechts Grecon, de nieuwe naam van het bedrijf want op andere plaatsen maakt de fabriek naast leesten (niet meer in beuk maar in kunststof) ook toestellen voor
brandbeveiliging en andere hoogtechnologische zaken.

Die deksels zijn er gekomen van het ogenblik dat de fabriek op de lijst van UNESCO WERELDERFGOED is komen te staan.

Maar ook Gent met zijn drie torens staat op die lijst.
Misschien kunnen ze onze putdeksels in het centrum ook vervangen met dat weergaloos verfijnd en origineel embleem van de Stad Gent.
Diegene die dat ontworpen heeft en nog erger, diegenen die dat gekozen hebben,
mogen ze van de lijst halen. Net zoals Aalst.

TRAPPEN - VLUCHTTRAP

Het is maar een vluchttrap.

Zo'n prefab gegoten element dat tijdens de werf ook al dienstig is.
Die trappen zien er dan soms niet uit.

Maar ziet: met de inbreng van de verfijnende interieurarchitecten wordt zo'n trap een zwijgende schoonheid.

Jammer dat vluchttrappen afgesloten moeten zijn. De brandweer eist dat.

De ruimtelijke beleving zou er anders wel bij varen mochten ze niet zo naar het non-existentiële verbannen zijn en misschien zou u dan minder de lift nemen.

Goed voor wat meer beweging.

Van de brandweer mag je veel verwachten maar niet dat ze hun regels laten vallen.

ANGULI - VERVOLG


Ik heb een paar reacties gekregen op mijn vorige blog over dat ANGULI-project.

Iemand zei dat ik mij had moeten laten inspireren door de woning links.
Die rijwoning.
Leer ze mij niet kennen, die rijwoningen.
Ik woon zelf in een rijwoning.
Met ramen die enkel kijken naar de overkant van de straat.
En vice versa.

Ik wilde ruimtes met zicht op zowel de overbuur als een inkijk in de Lakensestraat geven die recht naar het centrum uitloopt.

Inspiratiebronnen zijn een vrije keuze.

Ik heb overigens een paar architecten atelier-leiders gehad tijdens mijn opleiding, die mij leerden dat je beter afstand neemt van de buren qua materiaal maar vooral de schaal moet respecteren en het ritme herinterpreteren.

Dat lijkt mij nog altijd verdedigbaar.

Maar misschien heb ik mij van leermeesters vergist.

Maar dan moest de kritiek van Gilbert D. nog komen. Gilbert D. is een notoir architectuurliefhebber en eminent architectuurkenner.

Hij is zelf architect en woont in een huis van een architect die zelf zot was van Le Corbusier, de architect die, zoals sommigen beweren, alle architecten achter zich liet.

Gilbert D. vond mijn realisatie te wit.

Vooral het witter dan wit kwam er bij wijze van spreken zijn strot uit.
Ik versta dat.
Wit is maar wit.

Hij vindt het aberrant dat we van Palermo tot het hoge noorden nu alleen nog die steriele witte bouwsels tegenkomen.

Geef hem eens ongelijk.

Ik heb een paar van mijn ultieme voorbeelden opgezocht.

Le Corbusier's kapel in Ronchamp: wit.
Echt wit.


De vijf whites in Rotterdam van onder meer architect van der Vlugt die ook de Van Nelle fabriek ontwierp: allemaal wit.
De fabriek: ook wit.

Of het Bauhaus van Walter Gropius in Dessau: Wit

Zijn Meisterhäuser daar in de buurt, ontworpen samen met Mies Van Der Rohe en Eduard Ludwig: alles wit.

En Alvar Aalto's eigen woning, zijn eigen atelier en meer dan de helft van zijn nalatenschap: wit.

Altijd wit.

Waarschijnlijk Gilbert, heb ik mij ook hier van leermeesters vergist.


ANGULI

Ik denk dat de Vlaamse Bouwmeester hier positief zou tegenover staan.
Op vier minuten wandelen van het mooie centrum van Strombeek-Bever, in de schaduw van het atomium en als u naar Brussel fietst komt u voorbij het paleis van Laken en weet u aan de vlag op het dak dat de vorst in het land is.

Mijn opdrachtgever gaf het project ANGULI als naam, omdat het op een hoek gelegen is en omdat hij de Latijnse gedaan heeft.

En omdat ik er ook wat hoeken in zag.

Vier ruime duplex woningen op amper een voorschoot groot.
Er is er nog ééntje te koop.
Het mooiste.

Nog een paar weken en dan is het volledig af.

Dan zal ik het u helemaal eens laten zien.

BAUHAUS - WEIMAR II

Ik moet nog iets verduidelijken.

In de vorige blog was het niet voor iedereen duidelijk wat ik bedoelde. Dat gebeurt wel meer op deze blog.

Van heel het BAUHAUS-Weimar complex, bedacht en gebouwd door Henri Van de Velde - een beetje een heel burgerlijk man - bezit enkel het atelier op de bovenste verdieping een zekere moderniteit. Een overvloed aan licht en een snuifje mysterie rond dat gebogen glas ter hoogte van de snijlijn tussen dakvlak en gevel.

Hier geen goot noch kroonlijst.

De rest van het gebouw maakt vooral indruk rond de trappenpartij.

Alle details kloppen, alles lijkt harmonisch. En symbolisch.

Noem het romantische zakelijkheid. 

Maar dat is niet  waar het BAUHAUS van Walter Gropius voor wilde staan.

Dat hij er weg wilde, is goed te verstaan.

De studenten architectuur die er nu werken en studeren leveren wèl puik werk af.

Het gebouw waarin architectuurstudenten werken, kan een invloed hebben op hun werk.

Maar onderschat de invloed van goede inspirerende atelierleiders niet.

Voilà.
Bij deze is één en ander rechtgezet.

BAUHAUS - WEIMAR I

Henri Van De Velde had er een romantisch zootje van gemaakt, daar in Weimar. 
Dat Gropius daar geen heil in zag om 'zijn' Bauhaus-gedachten verder te ontplooien, kan ik goed verstaan. Elke architectuurkenner ook.

De gebouwen naast die van Henri Van De Velde die er later bijgebouwd werden, getuigen van meer zakelijkheid.

Die rode inkom daagt u uit, vooral om de lippen ook even in het rood te zetten.

ARCHITECTUUR FOTOGRAFEREN

Zie ze weer staan, de archipel fotografen.

Deze keer staan ze elkaar te verdringen om een gevel van SieTö te kunnen archiveren op hun geheugenschijfje.

SieTö staat voor de Siedlung (huisvesting) in het dorpje Törten nabij Dessau waar Walter Gropius directeur was van de BAUHAUS-school. Die school kreeg de vraag van de stad Dessau, om zich te buigen over het huisvestingsprobleem. Bouwen was duur en het BAUHAUS zou met haar vernieuwde ideeën daar zeker een betaalbaar antwoord op vinden. Immers, wat industrieel gemaakt is, is goedkoper dan met de hand gemaakt en per sé niet lelijk. Waarom dus ook geen woningen maken op industriële manier en nadien zeggen dat ze ook mooi en leefbaar zijn.

Gropius veranderde het woord 'studie-opdracht' in 'opdracht' die hij versluisde naar zijn privaat architectenbureau dat op dat ogenblik wel wat opdrachten kon gebruiken. Op latere ogenblikken ook nog. Die Gropius, dat lijkt mij een gluiperd van het zuiverste water geweest te zijn.
Het Bauhaus was in hoofdzaak gefinancierd door de Stad Dessau maar Gropius wist hen een besparing op de bouwafdeling op de mouw te spelden door die opdracht door zijn privaat-bureau te laten uitvoeren. Goedkoper dan een stel collega's die zich als docent zouden nestellen op de loonlijst van het toch al kostelijke BAUHAUS-project.

Met opdrachten voor woningen had hij toen geen enkele ervaring. 

Hij kon niet tekenen, stel u voor, maar wist het altijd goed uit te leggen. Ik ken er zo nog maar die gaan dan meestal in de advocatuur of erger nog, in de politiek.

Hij verwoordde dat zo " Het ontwerp en de constructie is volledig ontworpen in mijn private studio; ondanks dit verkondig ik hiermee dat het wel degelijk BAUHAUS-gebouwen zijn. Het publiek herkent hierin terecht de vruchtbare intellectuele zoektocht die in het BAUHAUS privaleert."

Dat hij die woningen als een theoreticus benaderde merkt u aan de ramen.
Van buiten ziet dat er mooi en strak uit, ten minste bij die ene woning die zo bewaard is gebleven.
Eens je binnen zit, zie je niets, maar dan ook niets van de buitenomgeving.
Le Corbusier was daar ook een meester in: veel licht beloven maar naar buiten kunnen kijken was blijkbaar een zonde.

In gevangenissen is dat ook zo, alleen kan u daar uw eigen meubelen niet meebrengen.

Door de jaren heen zijn die huizen en vooral die ramen in verval geraakt. Het bestuurscommittee van de Siedlung moet geoordeeld hebben dat ze alle ramen zouden vervangen door een kleiner exemplaar met een tablet die wat lager is zodat u van binnenuit ook iets van wat zich buiten afspeelt kunt zien. De glasbouwstenen partij naast de voordeur is ook overal verdwenen. Spijtig want die horizontale op stenen gelijkende glazen wand heeft wel iets.

Die ramen hebben overigens van in het begin voor spanningen gezorgd tussen de bewoners en grootmeester Gropius. De meeste bewoners hielden helemaal niet van die metalen ramen; hun voorkeur ging uit naar houten ramen. En dat was nog voor er sprake was van thermisch onderbroken profielen.

Alleen de familie Anton die eigenaar bleef van hun woning tot 2012, is hardnekkig op die stalen ramen verliefd gebleven. En van verliefdheden moet u afblijven.

Later, toen de de DDR verdampte zijn die woningen allemaal privaat verkocht. De creatieve invulling is in de resterende gevels af te lezen.

De woning Anton is inmiddels eigendom van de BAUHAUS DESSAU STICHTUNG.

SUIKERGEBAKSTIJL

Het was niet omdat ze in de DDR arm waren, dat er in de jaren zestig in Berlijn geen nieuwbouw gezet zou worden. Dankzij de kameraden uit Moskou kon er aan de Karl Marx-Allee toch één en ander neergezet worden in een modernisme dat blijkbaar verlangde naar het warme zuiden met zijn onfunctionele claustra's.

Er mocht een kino komen en een restaurant en een een souvenirshop, een congresgebouw, een Haus van dit, een Haus van dat, als de trouw en de verbondenheid met een ongedefinieerde gelaten communisme mistroostig in de architectuur maar afstraalde.
Wat een lange zin.

Het waren gebouwen die iets wilden uitdrukken maar het was niet duidelijk wat.

Die architectuur is niet robuust, niet historisch, niet gewaagd, niet gezellig, niet afstotelijk, niet functioneel.
Het is zelfs niet wat je 'een interessant gebouw' noemt.

Of toch.

Deze gebouwen zijn interessant omdat de partijtop die over en alles en nog wat besliste doch geen uitgesproken architectuurstijl naar voor durfde te schuiven.
Zo'n partijtop was so wie so al een krabbenmand; laat staan dat een lid zijn nek zou uitsteken en bepalen hoe de communistische architectuur van de jaren zestig er moest uitzien.

Ik zou begot niet weten of er één Vlaamse politieke partij bestaat die dat vandaag wèl zou kunnen. Een architectuur die in onze Vlaamse canon past zeg, stel je voor.
Hoe moet die eruit zien ?
Een reveil van de neogotiek, willen we daarvoor eens pleiten ?

Terug naar de Karl Marx-Allee. Ik maak mij geen illusie dat die kino en dat MOCKBA-restaurtant vaak bezocht werden door Heinz und Friedl die ergens te lande koeien kweekten en de melk afstonden aan de coöperatieve; ik vermoed dat die gelegenheden frequent bezocht werden door de getrouwen van de DDR-administratie en als gepriviligeerden woonden, heersten en elkaar bespioneerden over de Karl Marx-Allee en omgeving.

De gebouwen zijn nu gerestaureerd maar dragen duidelijk de sporen van een politiek tijdperk waar met veel gemengde gevoelens tegenaan gekeken wordt.

Het gerestaureerde fresco dat beroep doet op de naïeve bewondering van de toeschouwer zegt alles.

Zo helder opgefrist zien ze er minder zielig of naïef uit.
Maar dat heb ik met alle modernistische gebouwen; meer dan andere gebouwen moeten ze er nieuw uitzien, alsof ze nog maar drie jaar opgeleverd zijn.
Modernistische gebouwen verdragen geen patine. Er mag geen vuiltje aan kleven.
Een belfort of een kathedraal die er wat vuil uitziet, bwah, so be it. 't Is toch een oud gebouw.
Maar een modernistisch gebouw is gemaakt om te fonkelen en moet dat blijven doen.

Voor deze plaats en de Alexanderplatz werd nog geen vier jaar na de val van de muur een masterplan op tafel gelegd om een goot deel van deze partijgebouwen - Haus des Lehrers, Haus des Reisens , die Kongresshalle - plaats zouden ruimen voor een fonkelnieuw Manhattan dat de vrije economie zou huisvesten.

Gelukkig krijgt die vrije economie af en toe ook eens het deksel op zijn neus en kwam er niets van dat masterplan in huis. Alle gebouwen krijgen nu hun plaats in de geschiedenis van de stad.

Duitsers zijn soms te hard bezig met het uitwissen van hun korte termijn verleden.

In mijn archipelgids vond ik een goede omschrijving van die stijl: suikergebak.

Duidelijk verschillend van wat aan de andere kant van het ijzeren gordijn in die periode met zijn modernistische plafonds gebouwd werd.

MODERNISTISCHE PLAFONDS

Archipel - mijn geliefde architectuurclub - troonde mij dit voorjaar mee naar Le Musée Royal de Mariemont, ontworpen door architect Roger Bastin en gerealiseerd van 1962 - 67.

Het is wat mij betreft geen pareltje aan de Waalse architecturale couronne royale. Maar bij Archipel durven ze dergelijke pareltjes wel vaker op het programma zetten.

Wat mij wel opviel was het gebruik van het licht in bovenste vier tentoonstellingszalen.

Een balkenribbenstructuur, een middendak en laat het licht dan maar langs de muren naar beneden vallen.

Ideaal om de kunst te belichten.
Niet te hard, niet te zacht.

Archipel troonde mij onlangs ook mee naar de Gedenkkirche Maria Regina Martyrum in Berlijn van de architecten Hans Schädel und Friedrich Ebert en die hebben daar aan gewerkt van 1960 tot 1963.

En hoe ziet het plafond er daar uit ?
Een balkenribbenstructuur, een middendak en met licht dat langs de muren naar beneden valt.

Ideaal om de gelovigen te laten voelen wat goddelijk licht is. Niet te hard, niet te zacht.

Bij Archipel hebben ze nog nooit last gehad van herhalen.

Archipel troonde mij - ik kon er maar niet genoeg van krijgen - naar de Sankt Agnes Kirche / König Galerie van architect Werner Düttmann die eraan werkte van 1964 tot 67. (klik)

En hoe zie het plafond er daar uit ?
Een balkenribbenstructuur, een middendak en met licht dat langs de muren naar beneden valt.

Ideaal om de gelovigen te laten voelen wat goddelijk licht is. En sinds kort, wat ideaal is om kunst te verlichten. Niet te hard en niet te zacht.

Bij Archipel vinden ze dat helemaal niet erg, eerder een plicht, om de zachtheid van het licht van de jaren zestig met vaste regelmaat op het programma te zetten.

Het lijkt de VRT wel die maar niet genoeg krijgt van het heruitzenden van FC-De Kampioenen.

Weet iemand of er ergens in de aanloop naar de zestiger jaren ergens een architectuurcongres geweest is, dat architecten leerde hoe je met licht moet omgaan ?

Niet te hard, niet te zacht.




SANKT AGNES KIRCHE / KÖNIG GALERIE

Het is niet enkel in het eens zo katholieke Vlaanderen dat de kerken leeglopen; ook in de andere
Europese landen is die trend niet te keren.

Die kerken zijn aan nieuwe bestemmingen toe. Soms plant men daar een boekhandel in, een hotel of ook wel een Delhaize, met alle nodige herrie die ze met zich meebrengen.

Voor de modernistische Sankt Agnes Kirche in Berlijn is dat precies vlotjes gegaan.

In 1967 was de kerk voltooid, in 1989 valt de muur en in 2004 gedesaffecteerd voor erediensten.

Dat woord alleen al: gedesaffecteerd.

Maar goed.
Als zo'n gebouw gedesaffecteerd wordt, wil men toch graag dat de nieuwe bestemming geen bordeel wordt.

De kerk is nu wel ruimdenkender geworden maar liever toch niet iets waarvoor Jezus Christus andermaal uit zijn graf zou moeten opstaan om de kooplieden uit de tempel te verdrijven.

In 2011 zijn er wel nieuwe kooplieden bij Sankt Agnes ingetrokken: de kunstgalerij KÖNIG en daar moet u niet aan een altruïstische cultuurinstelling denken.

KÖNIG verkoopt kunst en niet zomaar het eerste het beste werkje. Het gaat om kunstwerken die eerder onder de noemer beleggingen vallen.

Ik heb daar werken gezien die ik niet zomaar in mijn woonkamer op een behoorlijke manier zou binnenkrijgen, laat staan dat er voldoende ruimte overblijft om ze van op enige afstand te bewonderen.

De Berlijnse architecten Brandhuber+Emde hebben het gebouw van de meer dan verdienstelijke modernist Werner Düttmann gerespecteerd.

Op de niveau van het doksaal hebben ze een werkplateau in beton gegoten. Hierdoor ontstaat een bijna sacrale tentoonstellingsruimte waar kunstwerken uit één stuk niet groter kunnen zijn dan het niet zo overdreven trapgat naar het voormalige doksaal.

Kunstwerken van dit genre vragen een sacrale benadering

Nog een geluk dat Dütmann zijn trapgat niet zo krenterig bemeten heeft.

PLATOALLEE - BERLIN

Dit koppel verhuisde van München naar de Platoallee nr 16 in Berlijn.

Hun zoon studeerde in Berlijn en had hen eens voor een maand naar Berlijn uitgenodigd.

Het onrustige, levendige en ook een beetje linkser Berlijn was hen beter vervallen dan het zeer conservatieve München daar in Beieren.

En dus waren ze verhuisd naar een vrijstaande duplex in Corbusier's Wohnmachine.
Wie de beslissing nam is op de foto duidelijk te zien.

Die vijfde en laatste unité d'habitation verschilt op een aantal punten van de vier vorige.

Aan een winkelstraat op de vijfde verdieping had het bestuur in. 1957 geen behoefte meer.

De winkeliers misschien ook niet want zeg nou zelf: zo'n winkel in een flatgebouw, dat is geen cadeau.

Op papier klopt dat allemaal: meer dan vijfhonderd units die dagelijks wel iets te consumeren hebben, dat kan toch niet fout lopen.

Maar zwicht u van architecten en nog meer van planologen en stedenbouwkundigen die in de plaats van commerçanten beweren te weten wat goed voor hen is.

Op tien jaar tijd zijn er in ons land al meer dan tienduizend van die kleine winkeltjes gesneuveld; waarom zou dat in andere landen verschillen ?  En dat is geen trend van de laatste jaren: dat is al decennia lang aan de gang.

Wij, vrijgevochten consumenten, zijn geen liefhebbers van zo'n winkeltje op de vijfde verdieping.
Onze grootste vrijheidsdrang is dat we kunnen kiezen. En kiezen zullen we.

Niet voor het eerste het beste winkeltje
dat ons voorgeschoteld of opgedrongen wordt, maar voor iets dat we ontdekt hebben, desnoods op een kwartier auto-rijafstand.

De gangen zijn ook erg versoberd qua kleur ten opzichte van de vorige projecten. Zo versoberd dat het plunje van de onderhoudsman in harmonie is met de omgeving. Het lijkt wel een camouflagetenue.

Voor boeiende gangen moest u wel niet bij Le Corbusier zijn. Noch in Marseille, noch in Nantes, Briey en Forêt of Firmigny. Overal zijn ze breed, daar niet van, maar vooral lang. Eindeloos lang en daar heeft Le Corbusier zelf schuld aan: zijn gebouwen zijn gewoon te lang.

Wat bezielde die man toch om zo'n grote gebouwen te maken en daar mensen in te stoppen ?

Waar Corbusier ook nooit oog voor had was voor het zicht naar buiten.

Het betonbalkon is zeer prominent aanwezig zodat je vanuit zithouding niets, maar dan ook niets van de omgeving ziet.

De maten van het plan en doorsnede zijn ook wat ruimer: in plaats van 3,66 m breed zijn alle flats hier 4.00 m breed, en de hoogte werd van 226 cm opgetrokken naar een comfortabele 250 cm.

Dat komt goed uit voor de Münchner meubels die hier strandden.