PONTI - NERVI - PIRELLI

Het station in Milaan is een feest.
Een fascistisch feest zeggen de kenners, maar toch, een feest.

Noord Italië tussen WO I en WO II was redelijk fascistisch en het geloof in een nieuwe toekomst, ondersteund door een sterk en stevig spoorwegnet zou de nieuwe maatschappij op de sporen zetten.
Een uitdrukking die zomaar voor het rapen lag en ik ben er in getrapt.

Maar de maatschappij na WO II had ook haar verwachtingen.
Toen Pirelli nog een familiebedrijf was gaf Alberto Pirelli in 1950 opdracht om op de plaats van de voormalige Pirelli-fabrieken een toren te bouwen die de faam en glorie van het wereldmerk duidelijk zou maken.

Architect Gio Ponti werd aangesproken en hij maakte er één van de fijnst besnaarde wolkenkrabbers ter wereld van.

Het contrast naast het bombastische station kan nauwelijks groter.
Ponti's ontwerp is ontdaan van alle franjes en decoraties; het station hangt ervan samen.

Deze toren glanst van eenvoud. Hij haalt zijn elegantie uit de geprofileerde kopgevels en vooral de kroonlijst: een teruggetrokken verdieping met een luifel die de contouren van het grondplan behoudt.

Bij zoveel elegantie zou ik het geslacht van het zelfstandig naamwoord toren, in vrouwelijk willen wijzigen.

Naast de uitdagende soberheid was de hoogte van het gebouw ook een probleem. De stedenbouwkundige diensten hadden twee referenties: de kathedraal - 109 m hoog - en het nabijgelegen station.

Het heeft wat voeten in de aarde gehad om een bouwvergunning voor een gebouw van 124 m hoog te bouwen.

Uitsteken boven het maaiveld van de katholieken en de fascisten was geen evidentie.

Ik ga ervan uit dat het gewicht van de bandenfamilie wel enige doorslag gegeven bij de capitulatie van de Milanese gemeenteraad en de schepen van stedenbouw.

De elegantie van de toren is een zeldzaam voorbeeld van een symbiotisch samengaan tussen vormgeving en structuur, of anders gezegd, door de uitstekende samenwerking en verstandhouding tussen Ponti en ingenieur Luigi Nervi

Ik kan mij inbeelden dat het plaatsen van de liften en trappen op de koppen wel het voorwerp van discussie zal geweest zijn.

De koppen zijn immers ideaal om er de directeuren te huisvesten die vanuit hun bureau een bijzondere kijk op het stedelijk landschap kunnen aanbieden.

In deze toren komt niets van deze privileges en voordelen in natura aan de orde: op de koppen komen de liften en de trappen (naast de reeds omvangrijke liftenpartij in het midden).

Dat maakt de structuur van het gebouw bijzonder sterk en biedt meer kansen op een snelle evacuatie.

In de dwarse doorsnede is duidelijk te zien hoe de kolomstructuur verjongt per bijkomende bouwlaag. Dat is logisch maar wordt in de praktijk om bouweconomische redenen van repetitieviteit nauwelijks toegepast. Hier krijgt de structuur de meeste body op die plaatsen waar de grootste krachten opgenomen moeten worden.

Dat klopt volkomen met de ingenieursgeest van toen: het materiaalgebruik afstemmen op de krachten die er worden uitgeoefend.

Dat leverde een bijzondere architectuur op, die men eerlijk is gaan noemen.




 
In het geval van de Pirelli-toren hebben de architect en de ingenieur er de voorkeur aan gegeven om het geraamte aan de binnenzijde aan te passen, zodat niets de slankheid van het gebouw zou beïnvloeden.

Of zoals Phillippe Samyn ooit eens zei:: een vrouw wordt er niet mooier op als je haar skelet ziet.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten