PUBLIEK MEUBILAIR

Gemeentehuizen die op het einde van de achttiende eeuw in de oksels van grote steden gebouwd werden lijken soms wel de kleinere versie van Versailles te zijn.

Gebouwd naar de regels van het academisme en op smaak gebracht met een snuifje neogotiek. Architecten van toen kenden de regels hoe ze de hoogmoed van hun burgemeesters moesten bevredigen.

Ik zit te wachten om voor de bouwcommissie van Schaarbeek te verschijnen.
Terwijl ik wacht zeggen alle ambtenaren die voor mijn neus circuleren vriendelijk bonjour.
In Vlaamse gemeentehuizen is dat een zeldzaamheid.
Ook een goeiendag kan er nauwelijks af.

Voor mij staat een tafel die - naar ik vermoed - uit één of andere vergaderzaal komt. Zo'n tafel breng je niet naar een kringloopwinkel. Die moet op de ruime gang van 't eerste. De stoelen die erbij hoorden staan werkloos ergens anders.
Het is een tafel waar je niet kan aanzitten.
Net zoals die overmaatse bank waar die vrouw zich geen normale zithouding weet te geven.
Een man zou het ook niet kunnen.

Boven de bank staat in het glas gebrand dat in 1886 de burgemeester, zijn vier schepenen, zijn dertien raadslieden en de gemeentesecretaris het plan van het nieuwe gemeentehuis goedkeurden.

Dat is wat steevast terugkeert: de namen van hen die verantwoordelijk zijn voor het degelijk uitgeven van de openbare financiën.
Daar is moed voor nodig.
Alsof hun namen een garantielabel zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten