Dit schetsje van de Notre Dame heb ik vanop een bateau-mouche in de warme zomer getekend, halfweg augustus in 1996.
Het weekend dat het Dutroux schandaal ontplofte zat ik dus op een boot te schetsen en dan heb je niet veel tijd om je op de details te concentreren. Ook niet op gedetailleerd shockerend wereldnieuws.
Langs de buitenzijde valt die kathedraal nog mee vind ik.
Of ze daarom die woningen die er vroeger stonden moesten slopen weet ik zo nog niet.
Bijna alle kathedralen in onze oude steden stonden verscholen tussen straten vol huizen; zelden was er een plein voor.
Vanuit de nauwe straatjes werd je plots geconfronteerd met een joekel van een toren. Gods kracht sloeg je in je aangezicht.
In de negentiende-eeuw vonden veel burgemeesters en hun stedenbouwkundigen dat er best wat meer respect voor die monumenten kon betoond worden en daarom moesten de bewoners van die hinderlijke huizen en appartementen maar ergens anders heen trekken.
Kathedralen eisten ongevraagd de stedelijke ruimte op.
Zeer sociaal voelend en christelijk vind ik dat allemaal niet, maar soit.
Ik ben een paar keren in de Notre Dame geweest. Ik denk zes keren.
De laatste keer was meer dan twintig jaar geleden en ik herinner mij dat ik blij was dat weer buiten stond. In de zon. Echt waar, zeer blij.
Zo'n sombere donkere kerk.
Eén donker hol dat de vergelijking met andere gotische kathedralen helemaal niet kan doorstaan.
Niets trok mij aan om er ooit nog binnen te gaan.
En waarom er jaarlijks veertien miljoen mensen dat blijven doen versta ik al helemaal niet.
Mocht ik de uitgever zijn van een toeristische gids, ik zou de ND het label VAPLD geven: vaut a peine le détour.
Geef mij maar Amiens, Sint-Baafs in Gent of als het echt moet, de O.L.Vrouw-kathedraal van Antwerpen.
Die zijn allemaal slank en baden in het licht.
Die zijn elegant en verleidelijk.
Die aanbidden het goddelijke licht.
Die blinken tussen alle gregoriaanse gezangen door de steeds hoger klinkende tonen.
Die zijn in staat om u te bekeren als dat nog niet het geval zou zijn.
Waarom men de ND nu zo ophemelt gaat mijn gewelf te boven.
Sinds dinsdag is ze er wel veel op verbeterd. Door die drie grote gaten in de gewelven komt er nu eindelijk voldoende licht binnen.
Voor de middeleeuwse bouwmeesters waren die gewelven het summum.
Dat daarboven nog een dak op moest gezet worden was een detail waarover niet altijd goed nagedacht was. Vandaar die steunberen buiten en de trekankers binnen, mochten die beren en luchtbogen niet voldoende tegengewicht geven.
De rondreizende bouwmeester Villard de Honnecourt had dat niet berekend maar trok met zijn tekeningen van bouwplaats naar bouwplaats om uit te leggen hoe ze het best deden.
Volledige doorsneden uit die periode zijn mij niet bekend.
U moet nu maar eens de foto's vergelijken. Kijk naar het interieur van de ND hoe het er maandagnamiddag nog uitzag en dan hoe het interieur schitterde op dinsdagmorgen, als de rook om haar hoofd was verdwenen. Eindelijk licht.
Er zijn al veel bouwmeesters en architecten de revue gepasseerd die er maar niet in slagen om op een lumineuze manier licht binnen te laten in hun gebouwen.
De Sacré-Coeur, ook al in Parijs, het justitiepaleis van Brussel, de Sint-Niklaaskerk in Oost-Duinkerke. Ik kan er nog een reeks opnoemen.
Ze mogen blij zijn dat er zoiets bestaat als elektrische verlichting om u een beeld te geven in welk zwart gat u beland bent.
Als ze over de restauratie van de ND de koppen zullen bijeensteken, zou ik het verstandig en passend vinden dat ze zich eens over dat probleem willen buigen.
Geld zou geen probleem zijn, heb ik horen zeggen.
Ik denk dat ik ga meedoen aan die architectuurwedstrijd en eens ferm mijn gedacht zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten