TURKSE ARCHITECTEN OP RAMKOERS MET ERDOGAN

Dit is het Yldri-paleis in Istanboel.


Ik ben er nog nooit geweest en het zal waarschijnlijk nog een tijdje duren voor ik naar Turkije ga.


Dat paleis werd onder de Ottomanen opgericht en zoals u kunt zien zagen de Ottomanen de grootte van hun rijk gereflecteerd in de grootte van
het paleis.

Of omgekeerd, wie zal het zeggen ?


Ik versta dat.


Sommige sultans hadden wat plaats nodig om tussen de drukke bestuursdaden, verpozing te nemen en voldoende huisvesting voor hun harem.

Inmiddels wordt het paleis gebruikt door allerlei diensten en organisaties die het huidige regime gunstig gezind zijn.



Zo ook de Tuskse Kamer voor Architecten.
De evenknie van onze orde.

Tot 31 mei 2016.

Toen werden ze er manu militare uitgezet en voorgeleid.

De voorzitter, de secretaris en een vijftiental medewerkers.

Dit zijn hun namen:  Sami Yılmaztürk, Cem Tüzün, Ali Hacıalioğlu, Metin Karadağ, Eyüp Muhcu, Can Atalay, Hilmi Etikan, Mücella Yapıcı, Sinan Omacan, Zeki Arslan, Nihat Uçukoğlu, Mürsel Selçuk, Hasan Fener, Yasemin Dura and Ersin Kiriş.

AA photoDe directe aanleiding is dat er einde gekomen is aan een oude overeenkomst om een deel(tje) van het paleis voor te behouden voor de architectenkamer.

De architecten betwisten dat.

Ze zeggen dat hun overeenkomst nog loopt tot 2050, de Turkse regering zegt tot eind 2015.  Want het paleis moet verbouwd worden en ook hèt paleis worden voor de huisvesting van geliefde premier Erdogan. 

De architecten hebben de uitzetting aangevochten en stellen dat ze enkel door een rechtbank kunnen verplicht worden om het paleis te verlaten, niet zomaar op basis van de regering en haar politie.

Maar het rommelt al langer tussen de Architectenkamer en de geliefde Turkse Regering.
Er is sinds enkele jaren een nieuwe wet op de ruimtelijke ordening in de maak die de invloed (macht) van de architecten op deze ontwikkelingen inperkt ten gunste van de regering.

Daar staat tegenover dat de Architectenkamer een reeks wantoestanden aanklaagt wegens misbruik van waardevolle sites door de overheid en haar projecten.

En tot overmaat van ramp heeft de Turkse Architectenkamer in februari de geliefde Turske regering nog wat gejend door een vriendschapsverdrag met de Russische Architecten Unie op te stellen, te ondertekenen en publiek aan te kondigen.

Wie ondertussen daar de visa aflevert is ons niet bekend.

En zit Erdogan te popelen om zijn bevriende staatshoofden en ministers waardig te kunnen ontvangen


PONTI - NERVI - PIRELLI

Het station in Milaan is een feest.
Een fascistisch feest zeggen de kenners, maar toch, een feest.

Noord Italië tussen WO I en WO II was redelijk fascistisch en het geloof in een nieuwe toekomst, ondersteund door een sterk en stevig spoorwegnet zou de nieuwe maatschappij op de sporen zetten.
Een uitdrukking die zomaar voor het rapen lag en ik ben er in getrapt.

Maar de maatschappij na WO II had ook haar verwachtingen.
Toen Pirelli nog een familiebedrijf was gaf Alberto Pirelli in 1950 opdracht om op de plaats van de voormalige Pirelli-fabrieken een toren te bouwen die de faam en glorie van het wereldmerk duidelijk zou maken.

Architect Gio Ponti werd aangesproken en hij maakte er één van de fijnst besnaarde wolkenkrabbers ter wereld van.

Het contrast naast het bombastische station kan nauwelijks groter.
Ponti's ontwerp is ontdaan van alle franjes en decoraties; het station hangt ervan samen.

Deze toren glanst van eenvoud. Hij haalt zijn elegantie uit de geprofileerde kopgevels en vooral de kroonlijst: een teruggetrokken verdieping met een luifel die de contouren van het grondplan behoudt.

Bij zoveel elegantie zou ik het geslacht van het zelfstandig naamwoord toren, in vrouwelijk willen wijzigen.

Naast de uitdagende soberheid was de hoogte van het gebouw ook een probleem. De stedenbouwkundige diensten hadden twee referenties: de kathedraal - 109 m hoog - en het nabijgelegen station.

Het heeft wat voeten in de aarde gehad om een bouwvergunning voor een gebouw van 124 m hoog te bouwen.

Uitsteken boven het maaiveld van de katholieken en de fascisten was geen evidentie.

Ik ga ervan uit dat het gewicht van de bandenfamilie wel enige doorslag gegeven bij de capitulatie van de Milanese gemeenteraad en de schepen van stedenbouw.

De elegantie van de toren is een zeldzaam voorbeeld van een symbiotisch samengaan tussen vormgeving en structuur, of anders gezegd, door de uitstekende samenwerking en verstandhouding tussen Ponti en ingenieur Luigi Nervi

Ik kan mij inbeelden dat het plaatsen van de liften en trappen op de koppen wel het voorwerp van discussie zal geweest zijn.

De koppen zijn immers ideaal om er de directeuren te huisvesten die vanuit hun bureau een bijzondere kijk op het stedelijk landschap kunnen aanbieden.

In deze toren komt niets van deze privileges en voordelen in natura aan de orde: op de koppen komen de liften en de trappen (naast de reeds omvangrijke liftenpartij in het midden).

Dat maakt de structuur van het gebouw bijzonder sterk en biedt meer kansen op een snelle evacuatie.

In de dwarse doorsnede is duidelijk te zien hoe de kolomstructuur verjongt per bijkomende bouwlaag. Dat is logisch maar wordt in de praktijk om bouweconomische redenen van repetitieviteit nauwelijks toegepast. Hier krijgt de structuur de meeste body op die plaatsen waar de grootste krachten opgenomen moeten worden.

Dat klopt volkomen met de ingenieursgeest van toen: het materiaalgebruik afstemmen op de krachten die er worden uitgeoefend.

Dat leverde een bijzondere architectuur op, die men eerlijk is gaan noemen.




 
In het geval van de Pirelli-toren hebben de architect en de ingenieur er de voorkeur aan gegeven om het geraamte aan de binnenzijde aan te passen, zodat niets de slankheid van het gebouw zou beïnvloeden.

Of zoals Phillippe Samyn ooit eens zei:: een vrouw wordt er niet mooier op als je haar skelet ziet.




STATION VIII

Het is al een tijdje geleden dat ik het nog over onze stations had.
Er was zelfs iemand die zich een beetje ongerust maakte in mijn queeste naar het ultieme station.
Hij dacht dat het mij aan voorbeelden ontbrak.
Over één zaak waren we het al ééns: het station van Halle neemt in de categorie, te mijden wegens te lelijk, een ereplaats in. (klik)

Maar goed.

Tussen de vele stakingsgolven door zijn we er in geslaagd om ook een nieuwe tray-out van de NMBS te bewonderen.


Rekening houdend met de stilaan dramatisch geworden budgettaire lynchpartijen van onze geliefde regering ten aanzien van het o zo broodnodige openbaar vervoer, willen we u deze mock-up van het nieuwe type station-infrastructuur niet onthouden.
Naar wij vermoeden, gemaakt door eigen volk.

Het is nog maar een proefopstelling, maar de kans is groot dat dit ontwerp door de inmiddels aangestelde vakjury weerhouden wordt en zal toegepast worden op alle stations waar een ondergrondse perronverbinding is.

Let ook op de opstelling van de handig gecamoufleerde aankondigingsborden  tussen de twee architecturale elementen in.

Ik citeer even uit het (nog geheime) rapport van de jury: De Jury bewondert in het bijzonder de zeer sobere, transparante structuur, het logische doch zeer frisse en vernieuwend materiaalgebruik alsook de dynamische vormgeving die zowel de missie van de spoorwegen uitstraalt als instelling van haar reizigers reflecteert. 

U leest het: de jury heeft hier heel goed over nagedacht en het zijn zeker niet van de minsten die een dergelijke juiste kijk hebben op de architectuur van onze stations van morgen.

Met alle lof voor de ontwerpers die in deze case mij gevraagd hebben hun naam niet te vernoemen daar ze in alle stilte en anonimiteit aan nog een hele reeks andere ontwerpen aan het werken zijn.

CHIESA DI LONGUELO

Het tweede Vaticaans Concilie ging door van 11 nov 1962 tot ergens in 1965. Er hing toen veel vernieuwing in de lucht en ook in de kerken.

Kerken dachten na over liturgie, misvieringen, boete en blijdschap, hoop en vernieuwing.

Ook in de kerkenbouw uitte zich deze omwenteling.

Zowel langs de buiten- als de binnenkant zagen de nieuwe kerken er anders uit.

De Chiesa Di Longuelo  niet ver van Bergamo, is wel een buitenbeentje op dat vlak.

Ontworpen in 1966 door Giuseppe Pizzigoni. Ik kan het mij niet inbeelden dat het hem niet aardig wat moeite gekost heeft om de kerkfabriek te doen inzien wat hij precies voor ogen had.


Ofwel vertrouwden ze hem blindelings en misschien hadden ze dat beter niet gedaan, ofwel waren ze verblind en dat is ook nooit de beste manier om naar een ontwerp te kijken.

Ik ga nu eens oneerbiedig zijn: langs de buitenkant ziet het er uit als een gestroopt konijn zoals ze opgespannen hingen te drogen bij de pouldenier van vroeger.
Binnen voel je je in de holte van een mammoet, de huid langs alle kanten gespannen; een flardje licht mag er net nog binnen.

Iemand sprak zelfs over een baarmoedergevoel.

Nu herinner ik mij daar zelf niets meer van, maar als het gevoel in die kerk effectief aan een baarmoeder moet doen denken, dan ben ik blij dat ik mij daar niets meer van herinner.

Kerken, zeker de post-conciliaanse moeten voor mij licht vatten, en dat licht in hoop en liefde omzetten. 

Als er dus één ding is dat ik niet verdraag, dan zijn dat kerken die donker en somber zijn.

Dat zijn de darkrooms, op weg naar de hel. 

Je kan met foto's sombere interieurs uitlichten.
Had ik hier ook gekund maar ik doe het lekker niet. 



De drukkende symmetrie van deze kerk heeft mij ook niet gecharmeerd.

Als je zo plastisch bezig bent, maak dan een vorm die iets te betekenen heeft maar heen symmetrische structuur waar gebogen betonschalen op gespannen wordt.

Wat een enorm verschil met Ronchamp: plastisch, evenwichtig, sterke vormgeving en licht.

Guiseppe Pizzigoni is een jaar na de oplevering overleden.

Ik vermoed dat zijn begrafenis in zijn kerk is doorgegaan.

Maar wellicht met hier en daar toch gemengde gevoelens.
Mijn hoed af voor het denkwerk maar hier hoefde het niet.
Voor mij toch niet.