MAOff II

Mijn kapper vindt zichzelf in de eerste plaats kapper en dan zelfstandige.

Mijn arts ook. Ik bedoel: hij voelt zich in de eerste plaats arts en dan zelfstandige.

Veel architecten voelen dat ook zo aan.

Maar om meer ervaring op te doen en grotere projecten aan te kunnen is er meer nodig dan alleen maar architect zijn.

Op een buitenlands congres zei één van de sprekers ooit: arrchitects must stop thinking they arre differrent.
Daarmee bedoelde hij dat architecten ondernemers waren als alle andere.
En hij sprak met een dikke rr.






En om over een bureau te beschikken dat complexere opdrachten aankan heb je wel wat managementvaardigheden nodig.

In januari beginnen we er weer aan. Achttien weken lang over management van een
architectenoffice.
MAOff dus.

Op deze link lees je er alles over. MAOff.

STEDELIJKE VERDICHTING XXXIX - BONHEIDEN



Bonheide is zo één van die gemeenten die ongewild, in de rol van vast verankerde satelliet, ontwikkelen rond een kerk langs een steenweg, omdat er meer en meer mensen komen wonen uit de nabijgelegen broodstad. 

In dit geval is dat Mechelen.

Zo’n gemeenten zijn niet voorzien op dergelijke aangroei, ook niet wat de openbare voorzieningen betreft. 
Die nieuwe stedelingen willen best ook wat cultuur consumeren.

Er lag reeds lang een goedgekeurd bestemmingsplan van de Groep Planning te sudderen, dat voorzag in nieuwe publieke gebouwen ten noorden van het Kerkplein.

Architect De Bondt werd in de aanloop van 1998 aangezocht om hier het Gemeenschapscentrum ’t Blikveld te ontwerpen. 
Zijn ruime ervaring in de opbouw van meer dan 400 scenografische opdrachten – voor onder meer Studio Herman Teirlynck - was hier niet vreemd aan.
Hij bedacht een polyvalente rechthoekige zaal voor 400 personen met daarrond – wat hij zelf noemt – een organisch patroon. 

Dat oogt aan de buitenzijde indrukwekkend, een beetje monumentaal zelf. 

Het werken met aanhakende loodplaten als gevelbekleding is daar ook niet vreemd aan.

Wij hebben geen traditie in het gebruik van dit materiaal. 

In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kom je het vaker tegen. 
De doffe patine maakt het gebouw degelijk, betrouwbaar. Zwaar zeggen sommigen.

Ik mag het wel. 

Maar er wringen een paar dingen aan dat gebouw.

De zogenaamde organische aanblik aan de buitenzijde wordt binnen helemaal niet doorgetrokken.

Zelfs de cilinder links van de ingang wordt ingevuld met een rechthoekige trap in plaats van een wentetrap.

Het plan binnen heeft schrik gekregen van de ronde buitenvormen en blijft verkrampt worstelen met de nochtans mooi gekaleide vlakken.

Een halfronde theaterzaal had hier best in gepast. 
Maar daar passen geen in- en uitschuifbare theaterstoelen in want joeps, daar gaat dan de polyvalentie.

We zegden het al, compromissen in de architectuur zijn nooit een goed gedacht.

En vanwaar plots die zaagtand aan de rechterzijde van het gebouw ?

Het buitentheater aan de achterzijde, met zijn veel te grote parterre maakt het gebouw niet beter, zeker als het er zo naakt bijligt.   

Maar misschien vergis ik mij en is het er op een warme avond best wel gezellig met een jazz-orkestje of zoiets.

WERFCONTROLE II

Als je de gevelmuren van nog niet eens zo oude woningen sloopt, dan kom je al eens merkwaardige
toestanden tegen.

Dit is een gebouw dat er ogenschijnlijk degelijk uitziet.

Gebouwd 1967 en in theorie met werfcontrole door een architect.

Die verplichting bestaat reeds sinds 1939.

Maar er zijn heel wat opdrachtgevers die dat maar weggesmeten geld vinden en er lopen ook een aantal architecten rond die voor een appel en een ei hun handtekening verkopen.

Zo krijgen aannemers vrij spel.
Een spouw dichten ze dan af op hun manier.

Je moet geen kenner zijn om dit als knoeiwerk te kwalificeren. 

Niet te verwonderen dat er af en toe vochtplekken op het plafond zichtbaar waren.

Kijk ook eens op Wat kost een architect ?

STEDELIJKE VERDICHTING XXXVIII GEBOUW O WILRIJK



Hier zit u een gevel met stralende gezichten van jonge mensen die het gaan maken. 

U kent die blije foto’s van de jonge promovendi die na de derde foto uitgelaten hun master-keppel de lucht ingooien. 

De wereld staat hen op te wachten, de opgedane kennis kan beginnen kiemen.

De lui van META-ARCHITECTEN die dit gebouw ontwierpen kozen niet voor deze soms geforceerde uitgelatenheid, maar voor een beeld van een redelijk zelfzekere generatie die, met beide voeten op de grond, de maatschappij instapt met het besef dat het nu aan hen is om deze wereld verder te doen draaien.

De groei van de universiteiten stelt de inrichtende machten met de regelmaat van een tienjarig klok voor nieuwe uitdagingen. 
Grotere auditoria voor grotere studentenaantallen. 

Labo’s en onderzoekscentra die hun plaats niet meer krijgen in de stedelijke kernen wegens te weinig ruimte.

Zo ook in Antwerpen waar de UA moet uitwijken naar de campus Drie Eiken in Wilrijk om die nood te lenigen.

Dit 0–gebouw – het vijftiende van een alfabetische geschikte reeks gebouwen – bevat acht auditoria, twee microscopiezalen, één bioruimte,één praticumzaal en ook ruimte aan een reprografische dienst.
De architecten van META zijn vrolijke rakkers die graag de strikte reglementeringen jennen, al was het maar om de kosten te drukken. 

De hoogste laag bevindt zich op 999 cm boven het maaiveld dat door brandweerwagens kan bereikt worden; de laagste vloer op 399 cm daaronder. 

Een beetje insider weet dat dit de grens bewandelen is tussen laag- en hoogbouw. 

De respectabele Antwerpse Brandweer was not so amused maar koninklijke besluiten zijn nu eenmaal wat ze zijn en alleen de Koning kan hier iets aan veranderen.

De gevels zijn vier keer dezelfde, de auditoria ook en de diagonaal gespiegelde symmetrie laat toe de binnenpatio en de gangen met elkaar te koppelen dat de perspectieven verknikt in elkaar overlopen.

Wat net niet een hakenkruis wordt.

Sober en vernuftig of omgekeerd.

Tot zover onze lof over het gebouw en de ontwerpers.

De fraai ogende betonwanden – naar verluid gegoten door meesterlijke handen van Portugese bouwvakkers – laten geen inbezitname toe voor affiches, aankondigingen, uitnodigingen, opruiende posters laat staat uitingen van protest, onvrede of oproepen tot revolutie.

De inrichtende macht heeft dit lekker onder controle.

GIJ ZULT NIET AANPLAKKEN.

Misschien heeft deze generatie studenten een grotere uitlaatklep via sociale media en trek ik daar een verkeerd waardeoordeel over uit, maar er blijft toch maar weinig tastbaar ontevreden gedachtengoed zichtbaar.

Misschien is er ook niets dat moet aangeklaagd worden in deze wereld.
Weten studenten nog wat een weinig water, een doosje perfax, een plakborstel en een dosis lef aan niet zo gemakkelijk verwijderbare boodschappen of dito ergernissen kan teweegbrengen ?

Die blije gezichten op de gevel moeten een generatie voorstellen, die de voorgehouden spiegels omzetten in vensters op de wereld.

Dit moet het doel zijn van onderwijs en onderricht. 

En ook, leren keuzes te maken tussen dat eigen private wereldje en die grote wereld die ons ook nodig heeft.

Ik wil er graag in geloven.

Ik wil ook nog hopen dat deze jongeren later hun kinderen naar hier brengen om hen te tonen, kijk daar heb je mama, herken je ze ? 
En die daar,  … die had je papa kunnen zijn.

TROMPE L'OEIL DRAADJE



U ziet hier betonnen silo's met daartussen achtergebleven lucht waar ook licht binnenvalt.

De silo's zijn restanten van een bedrijf die ze nuttig kon gebruiken.

Nu niet meer

De trap verraadt dat er boven nog iets te doen moet zijn.





In die cilinders bevindt zich nu kunst.






In één ervan een werk van  Otto Boll, ergens in 1952 in Duitsland geboren.

Dit werk noemt hij Untitled en het is van 1994.

Nu zijn er wel meer kunstenaars die hun werk, untitled noemen.

Soms is dat zelfs een zeer goede vondst.

Maar hier geeft Otto Boll er wat bedenkingen bij:

I intend to search for what I hope to find; the visible not yet visible; spatial expansion of thougt and feeling.

Zonder die draad, zou die ruimte niet zijn wat ze nu wel geworden is.



Met dank aan de vzw ARCHIPEL

EERSTE SNEEUW

Telkens ik een ruimte binnenkom waar nog maar pas PUR-isolatie gespoten is overvalt mij de stilte.

Alle geluid wordt geabsobeerd.

Met een beetje geluk hoor je je hart kloppen.

Het brengt mij steevast terug naar mijn jeugd, toen het nog gemakkelijk twintig of vijfentwintig centimeter sneeuwde. In één nacht.

En 's morgens hoorde plots niets meer.
Auto's maakten nauwelijks geluid, ook hun banden niet.
Stemmen leken verder weg.

Mensen met
een kinderzieltje leken gelukkig.

STEDELIJKE VERDICHTING XXXVII VILLA 'DE WARANDEKES' TURNHOUT



Dit is niet meteen wat we stedelijke verdichting gaan noemen. 
Dit was het inpalmen van landbouwgrond voor de gewestplannen bestonden. 

De Vlaamse Bouwmeester zou hierbij steigeren.

Maar we zijn in 1966.

De wet op stedenbouw was nog maar vier jaar goedgekeurd en het belangrijkste luik ervan – de opmaak van de gewestplannen - moest nog wachten tot 1972 voor de besluitwet er kwam die dit mogelijk maakte. 

De welgestelde familie C-J kocht intussen een enorm stuk weiland, midden in landbouwgebied, en bouwde er een villa op. 

Het was nog de tijd dat het individuele beslag op de ruimte niet afgewogen werd op het algemene belang. 
 
Toch zeker niet een stadje als Turnhout.

De familie sprak architect Edward Van Steenbergen jr aan, een Antwerpse stedeling die op achtendertigjarige leeftijd een opdracht krijgt waarvan menig  architect slechts kan dromen.
 
In een ongerept landschap een villa bouwen met als enige voorwaarde: zorg ervoor dat het even goed past als ons meubilair. 

En dat waren niet toevallig zetels van Charles en Ray Eames.


Wie in dit soort zetels reeds heeft mogen vertoeven weet wat het betekent: fitness for use.

Van Steenberghe kende duidelijk zijn klassiekers: Henri Van de Velde en Frank Lloyd Wright.

En hij heeft het niet verknoeid. Integendeel.
 
Ik ben nogal wantrouwig tegenover geijkte uitdrukkingen maar hier past ze wel: gebouw en landschap elkaar versterken en omgekeerd.

De toegang tot de woning is een sobere uitnodiging en zet die trend door naar de warme living rechts en de eigenlijke leefruimtes links. 

Langs de achterzijde één aangesloten doorlopende luifel. Een element dat zijn effect nooit mist. 

De geborgenheid van de binnenruimte loopt door in het terras, geeft schaduw in de zomer en voedt de melancholie op het ogenblik dat de zomer oververmoeid aan de herfst begint.

Er staat een piano en cello klaar om dit in klanken en akkoorden te verdelen. 

Grootse opdrachten van dit formaat verleiden architecten vaak tot het maken van over-gedimensioneerde zit en leefruimtes. 

Edward Van Steenbergen is niet in deze val getrapt. 
Alle dimensies kloppen.
Je maakt ze niet zo gauw, leefruimtes waar je je zowel met tienen als alleen lekker in voelt.

Der vohltemperierte Salon.

De familie maakte er een salon van in de oorspronkelijke betekenis van het woord: een kamer waar welgestelde burgers intelligentia en kunstenaars ontvangen.

Om er filosofische reflecties neer te zetten en ongeschreven encyclopedieën te verzamelen.

Het soort salon waar televisie kijken heiligschennis is.

Boven de conciergerie is er het slaapgedeelte. 
De vier kinderen kijken op een dichtbegroeid bos; pa en ma slapen op de kop en mogen vanuit de hoogte op het landschap kijken.

Dat landschap is inmiddels een park geworden van berken en pinussen die evenwichtig – ogenschijnlijk at random – verdeeld zijn over de helft van het domein.

De rest blijft een open veld met daarop koeien.

De lieve blik en de zachte stem van de bewoonster laten voelen dat de woning past als een handschoen bij haar manier van leven: sober in gedachten, rijk aan cultuur, vrede, geluk en troost putten uit de omgeving. 

Met dank aan vzw ARCHIPEL