STEDENBOUWKUNDIGE AMBTENAREN



Om de administratie zowel naar inhoud als naar organisatie in goede banen te leiden zijn er op de drie bestuursniveaus ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. (VCRO)

Zo is er een 
Gewestelijk Stedenbouwkundige Ambtenaar (Gew.SA), 
een Provinciaal Stedenbouwkundig Ambtenaar (PSA) 
en een Gemeentelijk Stedenbouwkundig Ambtenaar (GemSA).

Deze ambtenaren staan in voor de planopmaak (structuurplan en ruimtelijke uitvoeringsplannen) binnen hun werkingsgebied.

De GewSA behandelt ook de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen die aangevraagd worden door gemeenten of provincies. 
Het zou immers van verregaande decadentie getuigen mochten gemeenten, steden en provinciën voor hun eigen bouwprojecten vergunningen kunnen afleveren.

De PSA behandelt de beroepsprocedures van de aanvragen die in eerste aanleg bij de gemeenten werden behandeld.
De GemSA heeft een zeer belangrijke rol in de behandeling van de stedenbouwkundige aanvragen op de gemeente. 
Hij/zij schrijft immers het advies naar het CBS met daarin zowel de legale als de ruimtelijke overwegingen. In quasi de meeste gevallen neemt het CBS het advies van de GemSA over en neemt ze haar beslissing op basis van dit verslag.

De Stedenbouwkundig Inspecteurs (zowel op gewestelijk als op gemeentelijk niveau) hebben als taak bouwmisdrijven op te sporen en indien ernstig, voor deze misdrijven een vervolging in te stellen.


LANGE KUISSTRAAT - THE MAKING OF - IV

Geef toe, we doen ons veel moeite om dat paneel van de Rechtvaardige Rechters te vinden.
In deze ruimte zou het verborgen kunnen zitten.
50 bij 150 cm: groot genoeg.

En het zou perfect kunnen. De vorige verbouwing van het pand waar we aan het werken zijn dateert van 1934.
En wanneer had de diefstal plaats ?
Op 6 april 1934.

Aha.

En waar stond dhr Goedertier zijn auto geparkeerd ?

In de Lange Kruisstraat.
Precies aan het pand waar we aan het werken zijn.

Ach zo.

En er was volgens de deskundigen op dat ogenblik een werf in de buurt van de kathedraal.

Tienstiens.

Of we het paneel nu gevonden hebben of niet ?
We zegden het al.
We zijn aan het onderhandelen met het Bisdom.

De Lange Kruisstraat heeft zeker al haar geheimen nog niet prijsgegeven. 

LANGE KRUISSTRAAT - THE MAKING OF - III

Voilà, we zijn al zover.

Het dak is voor een groot deel afgebroken.

Op werven hebben daken, zolang ze niet dichtgemaakt zijn, iets subliem.

Het magische zit hem in die structuur die suggereert wat het zal worden.

Maar eens het dak gedicht is, wil dat wel eens tegenvallen.

Hier gaan we omgekeerd te werk.

We gaan het dak opentrekken en de structuur, in al haar primitieve glorie zichtbaar maken.

Marc en Thierry en Peter zijn daar goed mee bezig.



Voor wie daar in geïnteresseerd is; elk onderdeel van zo'n kapspant heeft een specifieke naam, al willen die al eens verschillen naar gelang de streek en de gewoonten van de schrijnwerkers.


DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING - LASTEN EN VOORWAARDEN.

Bij het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning kan de overheid lasten en voorwaarden opleggen.

LASTEN

Een last is bijkomende handeling of zijn bijkomende werken die gevraagd worden, die moeten uitgevoerd worden opdat de vergunning geen bouwmisdrijf zouden zijn.
Een klassieker van opgelegde lasten bij een verkavelingsvergunning zijn de wegeniswerken en alle andere infrastructuren, groenaanleg en publieke voorzieningen.
De aanvrager moet deze werken uitvoeren en gratis overdragen aan de gemeente.

Men kan ook vragen bij het afleveren van een vergunning voor een winkelpand, dat de bovenliggende ruimtes toegankelijk zullen gemaakt worden voor bewoning.
In sommige gemeenten maakt dit zelfs deel uit van de gemeentelijke verordeningen; in andere gevallen wordt deze last opgelegd naar gelang de ruimtelijke context.
De last moet wel in verhouding zijn tot het gevraagde.
Dit wil zeggen dat de last niet excessief hoog mag zijn tot wat de aanvrager wil realiseren en de (financiële) haalbaarheid van het geheel niet in het gedrang komt.

VOORWAARDEN

Voorwaarden zijn handelingen of werken (of uitsluitingen van handeling en werken) die men oplegt bij het uitvoeren van de vergunning. Als deze voorwaarden niet gevolgd worden ligt op deze vergunning een overtreding.

Een voorwaarde kan bijvoorbeeld zijn dat bepaalde delen van een bestaand gebouw dienen behouden te worden en niet mogen gesloopt worden; dat er een aantal parkeerplaatsen moeten bijkomen dan wel geschrapt moeten worden; dat de groenvoorzieningen minimaal een bepaalde hoogte moeten hebben en van inheemse boomsoorten moeten zijn.



DE ONTEIGENING - BILLIJKE SCHADELOOSSTELLING

Bij onteigening (klik) hoort ook een voorafgaande billijke schadeloosstelling.

Deze schadeloosstelling bestaat uit:
- de vergoeding van de waarde van het goed;
- de kosten die aan de gedwongen uittrede verbonden zijn.

Naast de waarde van het goed kan men ook een vergoeding vragen voor belangrijke onderhouds- of verbouwingswerken die men aan het pand gedaan heeft.

Of ook, de kosten van alle goederen die door bestemming onroerend geworden zijn: gordijnen, maatkasten, spiegels, geïntegreerde kunstwerken e.d.

De kosten aan de gedwongen uittrede kunnen zijn: de kosten voor verhuis, desnoods voor een dubbele verhuis omdat de betrokkene niet onmiddellijk een geschikte, vergelijkbare huisvesting vindt.

In geval van commerciële panden kan dit zijn: verlies van cliënteel, tijdelijke maar ongeschikte huisvesting in afwachting van definitieve herlocatie.

Wat niet vergoed wordt: het verschil tussen de actuele waarde van het pand en de aankoop van een nieuw gelijkwaardig pand.

Ook het niet vinden van een gelijkwaardige (commerciële) locatie kan geen aanleiding geven tot bijkomende schadeloosstelling.

DE ONTEIGENING

Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze door de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling.
Zo luidt art.16 van onze grondwet.

Het is maar dat u het weet.

De eerste wet omtrent de onteigening dateert van 17april 1835. Ruim 130 jaar later is er de wet op de onteigening bij hoogdringendheid bijgekomen (16 juli 1962). Deze laatste wet is ontstaan omdat de overheid in een aantal gevallen moeilijkheden ondervond met sommige koppige eigenaars die haar belette haar plannen te realiseren.
Onteigeningen zijn een noodzakelijk kwaad om sommige plannen te kunnen realiseren. Kijk maar eens hoe ze in het verleden toegepast werden. Haussmann en Haussmann in België.

Wie mag onteigenen ?

In principe alle overheden met het doel plannen van algemeen belang op hun niveau te realiseren. Dat zijn dus de gemeente, provincies, gewesten en de federale overheid.
Maar ook overheidsinstellingen kunnen aangewezen worden als gemachtigde onteigenende instantie. Dat kunnen zijn: de OCMW's, de intercommunales, Infrabel, De Lijn, De Post en andere overheidsinstellingen.

Onteigening moet altijd in het algemeen belang zijn. 

Een stedelijke bibliotheek is een instelling van algemeen belang, die heel de bevolking ten goede kompt. Om die te kunnen realiseren is het een gemeente dus toegestaan om hiervoor de meest geschikte locatie uit te kiezen en indien zich daar gebouwen op bevinden, deze aan te kopen en indien dit niet mogelijk blijkt, deze gronden of gebouwen te onteigenen. Voor zover dit ook past binnen de normale gemeentelijke begroting.

Onteigenen kan ook ten private nutte. 
Dit wil zeggen dat, ontwikkelaars die reeds over meer dan helft van een bouwblok beschikken, de overheid kunnen vragen om in hun plaats over te gaan tot onteigening van de overige percelen, om het beoogde project te realiseren.

Voorwaarde is wel dat de overheid van mening is dat dit project het algemeen belang zal dienen. Bijkomende voorwaarde is ook dat de begunstigde ook de nodige financiële garanties kan voorleggen.

Zoals in het voorbeeld hier, het wetenschaps- en technologiepark in Ieper, beter bekend als de Lernaut & Hauspie site. Het plan doet mij eerder denken aan een illustratie uit één of ander medisch werk maar dat is geheel terzijde.

Om te kunnen overgaan tot onteigenen moet er eerst een goedgekeurd onteigeningsplan zijn. De onteigenende instantie zal steeds eerst overgaan tot het bekomen van een minnelijke regeling. Indien dit niet lukt zal de onteigenende instantie bij de rechtbank van Eerste Aanleg vragen om over te gaan tot onteigening.



Indien men niet tot een minnelijke regeling komt heeft dat vaak te maken met de billijke vergoeding die door de onteigende te laag wordt bevonden.

Hoe lang zijn onteigeningsplannen geldig ?
De oudere onteigeningsplannen, die Koninklijk Besluit waren, leidden een eindeloos leven. Tot ze door een ander K.B. opgeheven werden. Maar dergelijke initiatieven nemen de begunstigde onteigenaars quasie nooit. Je kunt nooit weten dat het nog eens van pas komt.

Met de invoering van het Decreet op de Ruimtelijke Ordening is hier sinds 2000 een beperking op gekomen.

Goedgekeurde onteigeningsplannen zijn nog steeds gelding zolang ze niet opgeheven worden. Maar de eigenaars kunnen nu wel, vijf jaar na de goedkeuring van het plan, aan de onteigenende instantie vragen of ze nog van plan zijn om over te gaan tot onteigening. Indien ja, dan moet binnen de twee jaar tot aankoop zijn overgegaan of moet binnen die periode de procedure opgestart zijn.

Indien de instantie dit niet binnen deze voorziene termijn doet, vervalt de onteigening voor het perceel waarvan de eigenaar de vraag gesteld heeft. Deze regeling geldt ook voor het geval de onteigenende instantie niet binnen de zes maanden antwoordt op de vraag van de betrokken eigenaar.

Klik hier voor billijke schadeloosstelling.



STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING - BEROEPSPROCEDURE

Aanvragers die niet akkoord gaan met de beslissing van het college kunnen beroep aantekenen bij de bestendige deputatie (provincie). Ook derden kunnen beroep aantekenen.

Derden in deze procedure kunnen zijn:
- buren, aangelanden, personen die menen dat hun belangen geschonden worden;
- verenigingen die bepaalde belangen vertegenwoordigen;
- de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar, (GSA), indien deze van mening is dat de legaliteit geweld wordt aangedaan of verkeerd geïnterpreteerd wordt;
- de instanties die advies moesten uitbrengen en van mening zijn dat met hun opmerkingen geen of onvoldoende rekening gehouden werd.


Beroepen moeten ingediend worden binnen de dertig dagen na ontvangst van de beslissing van het college of binnen de 35 dagen na de aanplakking van de beslissing op de bouwplaats.

Het beroep gebeurt per aangetekend schrijven waarbij de bezwaren toegelicht worden.

Kopie van het beroep moet ook aangetekend gestuurd worden naar het college en naar de aanvrager indien dit door derden wordt ingesteld.

Diegene die beroep aantekent moet ook een administratieve vergoeding storten op de rekening van de provincie.

Behandeling.

Beroepen worden administratief behandeld door de provinciaal stedenbouwkundige ambtenaar (PSA).

Deze onderzoekt het dossier volledig opnieuw.
Dit wil zeggen dat hij in totale onafhankelijkheid het dossier onderzoekt alsof er nog geen uitspraak is gebeurd door het college.
Vervolgens behandelt hij de bezwaren en opmerkingen.

Hiervan maakt hij een verslag op met weerom een beoordeling van de legale aspecten, de ruimtelijke overwegingen en de bezwaren en opmerkingen.

Dit verslag is beschikbaar voor alle betrokken partijen, ook het college.De betrokken partijen kunnen vragen gehoord te worden.

Deze vraag moet reeds gesteld worden bij het indienen van het beroepsschrift.

Partijen worden dan uitgenodigd voor een debat waarbij alle betrokken partijen, een vertegenwoordiger van de deputatie, de PSA en desgevallend de GewSA aanwezig mogen zijn.

Argumenten worden op deze zitting naar voor gebracht en na het sluiten van de debatten wordt de beslissing overgelaten aan de deputatie die
binnen de voorziene behandelingstermijn een uitspraak zal doen.


De deputatie kan
- het beroep geheel of gedeeltelijk inwilligen;
- voorwaardelijk inwilligen;
- het beroep verwerpen;
- geen beslissing nemen.


Een afschrift van de beslissing wordt naar alle betrokkenen overgemaakt. De beslissing moet door de aanvrager uitgehangen worden op de bouwplaats.



En opnieuw hebben alle reeds eerder aangehaalde partijen het recht om binnen de 35 dagen hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing bij de Raad voor Betwistingen inzake Vergunningen.



LANGE KRUISSTRAAT - THE MAKING OF - II

We zijn nog steeds op zoek naar het paneel van de Rechtvaardige Rechters.

Daarom zijn we in een historisch pand, vlakbij de kathedraal, bezig met openbreken van alle muren en schouwen in de hoop het paneel te vinden.

Als we het vinden, dan gaan we dat niet onmiddellijk vertellen.


Eerst onderhandelen met het Bisdom.

RUITMTELIJKE ORDENING - WETGEVING

De eerste wet op de stedenbouw dateert van 1962. Erg laat om er aan te beginnen, vonden veel mensen.
De ruimtelijke ordening werd toen beheerst door de plannen van aanleg, (APA - Algemeen Plan van Aaanleg en BPA - bijzonder plan van aanleg).
Deze plannen werden opgemaakt door de gemeenten.
Om tot een coherentere aanpak te komen werd in 1972 het K.B. op de gewestplannen goedgekeurd.
Deze planfiguur was voorzien in de stedenbouwwet, doch omdat de gemeenten het vertikten om APA's op te maken besliste de minister dan maar om van die gewestplannen werk te maken.

Gewestplannen zijn typische zoneringsplannen. (klik hier)


Op het ogenblik dat die gewestplannen opgemaakt worden, wordt in Vlaanderen reeds gepleit voor het opmaken van structuurplannen.
Promotor van dit systeem was prof. arch.-ir. Charles Vermeersch, die er zijn doctoraat van maakte.
Het systeem was afgekeken van Nederland.


Structuurplannen worden opgemaakt door de overheid en worden nadien omgezet in Ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Hiervoor was een wetswijziging nodig want deze planfiguur bestond niet in de stedenbouwwet van 1962.

Dit resulteerde in het Decreet Ruimtelijke Ordening dat, na wat herzieningen, van start ging op 1 mei 2000.

Dit decreet diende al vrij vlug herschreven te worden want de nieuwe versie verscheen in mei 2009 in het staatsblad en heet vanaf dan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO).

De gewestplannen van 1972 hebben nog steeds een wettelijke basis voor de bestemming die ze aangeven, voor zover ze niet overschaduwd worden door een APA, BPA of RUP.

Hetzelfde geldt voor de APA's en BPA's van de stedenbouwwet. Een aantal ervan zijn vervallen, een aantal ervan zijn nog steeds geldig maar ook hier geldt: voor zover ze niet overschaduwd zijn door een RUP.
De contouren van deze RUP's moeten niet noodzakelijk overeenstemmen met deze van de voorgaande plannen.
Wat geldt is de laatste bestemming dat een perceel gekregen heeft.

Een beetje ingewikkeld voor wie er niet in thuis is, maar ruimtelijke ordening is nu eenmaal een complexe materie.

De overheid beschikt nog over de zogenaamde technische plannen:
het onteigeningsplan en het rooiplan.





Voor de concrete invulling hebben we een stedenbouwkundige vergunning nodig. Zowel particulieren als overheden  kunnen hier een aanvraag doen door middel van bouw- en sloopvergunningen dan wel verkavelingsvergunningen aan te vragen.