STATION V

eNiet alle stations moeten er even sober uitzien of subtiel aangepakt worden als Londerzeel of Wezemaal. 


Neem nou Leuven. 

Wat is er mooier dan een open blauwe hemel, die overtrokken wordt door een staal- en glas structuur en die de reiziger beschut tegen regen ?

Niet tegen wind want het station van Leuven is gekend voor wat we in het Vlaams, een trekgat noemen.


Maar dat het staal zou worden, daarvoor zouden Samyn & Partners garant staan.
Calatrava een poepje laten ruiken moeten ze daar gedacht hebben.

Het resultaat is niet zo elegant zoals een Calatrava daar in slaagt, maar bescheiden indrukwekkendheid komt aardig in de buurt van wat Samyn hier neerzette. Vooral bescheiden. Iets minder bescheiden dan Londerzeel of Wezemaal maar toch bescheiden.






En het staat op poten, van staal natuurlijk. Staal, staal en nog eens staal, want dat is de Samyn's taal.

Het mag u niet verwonderen dat Samyn een staalwreter is.
GILLES SAMYN

Dat zit namelijk zo.

Philippe Samyn's twee jaar jongere broer Gilles, is een financieel genie en daardoor ook de rechterhand en vertrouweling geworden van Albert Frère.

Want genieën trekken elkaar aan zoals geld en constructies.

Albert Frère, die van oorsprong oud ijzer opkocht en doorverkocht aan landen waar ze niet eens oud ijzer hebben. Nadien begon hij met zelf het betere materiaal te maken met name staal. Daarbij schuwde hij niet de financiële steun die hij genoot van allerlei investeringsfondsen en gretig opdronk uit subsidiekranen.

Albert Frère bleef niet lang naast zijn staalconvertors staan. Hij trok een proper kostuum aan en toog naar het bestuur van de PARIBAS, richtte COBEPA op en begon te handelen in sterbedrijven zoals hij dat vroeger deed met oud ijzer.
PHILIPPE SAMYN

Naast de staalfabrieken is hij ook belangrijk aandeelhouder bij Petrofina, later Total, GBL, UAP-AXA, Betheslmann en nog een reeks andere belangrijke bedrijven.

Niet toevallig die bedrijven waarvoor Philippe Samyn, broer van Gilles, mooie gebouwen en headquarters mocht neerzetten.

Zeer mooie gebouwen, waar vooral veel staal in verwerkt wordt.

Veel staal, als het eventjes mag, of anders, duur staal. 

Het station in Leuven is daar een mooi staaltje van.

Ik ga Samyn er niet van verdenken dat hij veel met de trein rijdt. Anders had het reizigerscomfort er wel anders uit gezien.

Bijvoorbeeld hoe je de perrons op- of afgeraakt, of hoe je in het station in- en uit geraakt.

Maar dat komt ervan  als je enkel oog hebt voor het afschermen van de hemel en probeert Calatrava de les te spellen.

GASTCOLLEGE

Als gastprofessor word ik veel gevraagd om gastcolleges te geven aan binnen- en buitenlandse universiteiten.

In het begin vleit dat uw ijdelheid, na een tijdje word je dat gewoon maar tegenwoordig bedank ik er beleefd voor.

Daarom ben ik er ook mee gestopt.
U moet mij niet meer uitnodigen voor om het even wat, een lezing, een review, een jury; ik heb het allemaal zowat gehad.

Er was echter nog één gastcollege dat ik voor geen geld wilde overslaan.

Door de faculteit van Educatieve Projecten, geleid door prof. dr. DELPHINE van de PHOENIX-university op de Liberation Campus of Ghent (Belgium) onder supervisie van een decaan die mij niet werd voorgesteld en waarvan ik de naam dus ook niet ken, werd ik uitgenodigd voor een experimenteel werkcollege onder de noemer: BUILDING THE FUTURE.

Wat mij betreft niet zo'n uitzonderlijke tittel maar de sfeer was goed en zeer positief. Collega Delphine had reeds heel de week haar studenten opgewarmd met andere werkvormen zoals bezoek aan een bouwvakkersschool, een werf, een schildersatelier (eigenlijk meer een verfatelier) en had ook zeer inspirerende architectuurmodellen besproken.

U begrijpt dat ik een beetje zenuwachtig was, maar ze pakte mij even goed aan als haar soms hyperkinetische studenten en daar lukte ze aardig in. Adequaat die Delphine.

Op onze faculteit hebben we van die laatste soort weinig of geen last.
Mijn bewondering voor dat soort vaardigheden, zoals mijn collega Delphine die ontwikkeld heeft, is sterk toegenomen.

Voor de rest liep alles heel vlot.

Mijn kleinzoon, Lukas B., die toevallig ook op die faculteit in zijn eerste master before bachelor zit, heeft mij prettig geholpen en liet ook zijn medestudenten aardig meedoen.
We hebben hun klas van de toekomst getekend, met een zwembad in met zowel een deel voor de baantjestrekkers als een bassin voor de speelvogels, een schommel met een boom er aan zodat ze zich ongehinderd kunnen uitleven en ook nog een lees- en vertelhoek.

Na 18 minuten waren ze ermee rond. Mijn medewerkers doen daar een paar weken over.

Zelden ook zo snel een groep studenten zien overschakelen op iets anders.
 
Het eisenprogramma zat prachtig in elkaar en ik heb nog vernomen dat ze nu de middelen bijeen aan het zoeken zijn om minstens de helft van de klassen aldus om te bouwen.
Het wordt een vorm van crowd-funding dacht ik.

Ik vraag mij alleen af of ik dit gastcollege ga invoegen bij mijn jaarlijkse opgave.
Eventjes Rik Torfs mailen of hij dat ziet zitten.



WERFBEZOEK

Soms moet je wel iets opmeten.

Ik doe dat op de klassieke manier. Sommigen noemen dat ouderwets en hebben een hele gamma technologie te beschikking.

Alles wordt afgescand en dan omgezet in de dwg-file die u doorgemaild wordt en tarraraah,  je kunt aan de slag.

In de hoop dat je herkent wat het programma geregistreerd heeft.

Als ik ouderwets opmeet, weet ik tenminste nog wat ik gemeten heb.



Als daar, zoals hier, zo'n rank leuninkje rond het trapgat getimmerd staat, waarop ik mijn schetsboek kan laten rusten terwijl ik noteer, dan
vind ik dat dubbel aangenaam.

Het resultaat toon ik u later wel eens.

STATION IV

Een zekere Bruno V. sprak zijn afschuw uit over het station van Halle. Niet onterecht. Kijk nog maar eens als u het aandurft. (Halle)

Iemand (S. VW.) stuurde mij een foto van het station van Wezemaal.

Ik ben er nog niet geweest maar ik vind het wel een staaltje van sobere creativiteit.
Je kan zo afleiden dat dit een druk station moet zijn.

In het station van Wezemael zijn er minstens drie keer zoveel passagiers dan in Mollem of Londerzeel. Aan het aantal te tellen gele stationspaviljoens toch. Of hoe moet ik die gele paddenstoelen noemen ?

Een schitterend idee om onze stations zo verder uit te bouwen.

De éne paddenstoel naast de andere, proportioneel volgens het aantal passagiers. Met daartussen wat zitbanken, goed verlucht en in de regen.

Een les in soberheid. Vanwege INFRABEL.
Ik weet niet of Jo Cornu het daar mee eens is.

GOOD 2 GREAT XIV DISCIPLINE

Een paar mensen hebben mij gezegd dat ze waarschijnlijk voor de marshmallow-test gefaald zouden hebben. (klik eens een paar bladzijden G2G terug)

Ik denk dat ik zelf ook niet zo'n spartaan of pruis zou zijn.

Ik behoor niet tot die categorie die tussen wakker worden en opstaan al naar zijn Phone grijpt om mails en andere favoriete pagina's te checken.

Onlangs las ik dat ruim één derde dat doet. Eén derde.

Een derde van wie ?
Mijn schoonouders en mijn moeder alvast niet.

Maar wie doet dat dan wel ?
En heeft die ziekte al een naam ?
En hoe noem je zo'n patiënt ?

Maar buiten die zieken, wie van u laat zich niet eerst aftroeven door alle binnengekomen nuttige maar ook zinloze berichten als hij zijn computer opent ?

Wie van u heeft de moed en de discipline om slechts twee maal per dag aan mail checking te doen ?


Als u een mail verstuurt, kijkt u dan ook naar wat ondertussen weer is binnengekomen ?

Krijgt u dan ook het gevoel dat niets van wat u gepland had, rond geraakt ?

Dat men heel de dag aan uw ledenmaten en zintuigen heeft zitten trekken en slurpen zonder dat u dat eigenlijk echt wilde ?

Is het niet tien keer makkelijker om een marshmallow een kwartier onaangeroerd te laten liggen dan je ogen te sluiten voor je mailbox ?

Ik ben benieuwd naar uw tips en tricks hoe u daar aan ontsnapt.

MOLLEM

Deze werffase geeft altijd een zekere voldoening.


Je ziet de definitieve vorm en alles lijkt transparant.


Heel licht, zoals je zou wensen dat architectuur is.


Een transparant vlies.


Echt wenselijk is het niet. Beschutting geeft ook comfort.


Wacht maar tot we het resultaat kunnen laten zien.







En wat ook voldoening geeft: uitgevoerd zoals we het bedacht hadden.

Kijk maar.

KIJK OOK EENS OP DE SITE VAN MARKEY & SCHELSTRAETE

STATION - III

U herinnert zich misschien de eindgeneriek van WITSE.

Daar vloog een bemande drone over het stationsplein en dan zag u een nachtopname van wat het meest fascinerende hedendaagse gebouw van Halle zou moeten zijn.

Vanop het perron ziet u dat fascinerend zijn, een relatief begrip is.

De zijwanden van de perrons zijn de zeer ruw en brutaal achtergelaten secanspalen, en als je dan via de donkere tunnel bovenkomt - hopelijk werkt de traplift - , sta je onder die blauwe stalen winkel.

De stadshal van Gent is gelukkig van een heel andere factuur.

Ik kan mij inbeelden dat de INFRABEL-ontwerpers van deze schildpad hun vingers afgelikt hebben, maar fris oogt anders.

Teveel buizen, teveel blauw en een schaal die niet echt reizigersvriendelijk is.

Het spektakel herbergt een PANOS, wat sanitair, een wachtplaats en een ticketbalie.

Hoe ze daar over het comfort van de wachtende reiziger op het perron denken, ziet u aan die bruine barrak.

Het station van Jette daarentegen ligt mij wel.

Luchtig, licht, wit, fris, sober en net wat je als wachtende nodig hebt.
Een station moet niet meer zijn  dan een plek waar je op een aangename manier wacht op een min of meer stipte trein.

In Jette is het leuk dat je langs één zijde rechtstreeks zicht hebt op het stationsplein en deelt in het stadsleven. Langs de andere zijde verbergt het oude stationsgebouw het zicht op een ander plein dat meer een park is.

Van mij mogen ze dat oude stationsgebouw afbreken.

De omgeving en de integratie van het station met het stadsleven zal er wel bij varen.

Het enige wat de mannen en vrouwen van INFRABEL nog eens moeten bekijken is de hoogte van de luifels.

Als het regent bieden die toch maar weinig beschutting. Vijf meter vrije hoogte vind ik in dit geval wat veel.

BOUWMEESTER

Als we nu eens zouden raden waarom deze man zo met de borsten van twee vruchtbaar uitziende vrouwenlijven geconfronteerd wordt.

Is het een arts die iets heel belangrijks voor de gezondheid van de mensheid ontdekt heeft ?

Is het een industrieel uit een vorige eeuw die zijn geld wegschonk aan een abnormale vorm van liefdadigheid ?

Is het een architect die vindt dat hij bij leven te weinig gelauwerd wordt en zich een beloning droomt tussen deze geilige engelen van de liefde ?


Als u op de derde mogelijkheid hebt gegokt bent u dicht bij de ziel van het architectenberoep genaderd.

U ziet hier Hendrik Beyaert, nochtans van bescheiden afkomst.

Een hard werkende, jonge ambitieuze Kortrijkzaan die goed met potlood en liniaal kon omspringen in een periode waar er niet zoveel concurrentie was en in een land waar een jonge goed boerende Belgische Staat, de ambitie had om op veel plaatsen publieke gebouwen neer te zetten die de welvaart van de heersende klasse wilde  beklemtonen.


Naast wat kasteelheren deden ook de Nationale Bank beroep op hem, de spoorwegen, de verenigde Kamers, de A.S.L.K., en een reeks ministeries.


Architect zijn, het is weinigen gegeven en dat mag op de gevels eens beklemtoond worden.

Dat men hem vooral niet vergeet.


En daarom reserveerde hij een bescheiden plaatsje op één van de gevels van het Ministerie van Spoorwegen, Posterijen, Telegrafie en zeewezen.

De kapitein van het bouwwezen die door de hulp van te licht geklede schone lijven tot in het nirwana van de gekroonde bouwkunstenaars gedragen wordt.

Een architect op werfbezoek in de hemel. 


In de Nationale Bank van België in Brussel liet hij zich op een zeer bescheiden plaats beeldhouwen in volle werkpose.

Het moet zijn dat het bestuur zo tevreden was van zijn prestaties dat ze er op aangedrongen hebben opdat hij zichzelf in hun gebouw zou laten vereeuwigen. 

Zo had ik het nog niet bekeken.

Een mooie pose voor een plaatje in een album van François Schuiten.

Een briljant architect, dat zeker.
Een ambachtsman ook die waarschijnlijk ook nooit over budgettaire problemen had gehoord.




GOOD 2 GREAT IX - DISCIPLINE

Kent u de marshmallow test ?

Ergens in het begin van de jaren zeventig moet één of andere controversele prof in America het aangedurfd hebben om de gevolgen van sterk gedisciplineerd gedrag bij kindjes te onderzoeken.
Bij volwassenen zou dat een zeer gewaagde onderneming geweest zijn want mei '68 was nog maar pas afgekoeld en het was toen sterk verboden te verbieden.

Ik herinner mij dat nog levendig.
Mijn ouders waren toen de enige ouders die daar niet voor te vinden waren.

Terug naar die marshmallows.

Een juf bracht een kindje in een een kamertje, zo lelijk als kamers enkel aan een Amerikaanse universiteit uit die periode kunnen zijn. Daar stond een tafeltje en een stoel. Dan kwam een juf binnen met een groot bord waarop een kleine marshmallow lag, veel te klein voor dat groot bord.

Als het kindje zich kon inhouden om die marshmallow direct op te eten, maar erin slaagde daar een kwartiertje mee te wachten, dan zou het jochie twee marshmallows krijgen in plaats van één.

Ongeveer één derde van de kindjes slaagde daarin.

Soit.

Maar een generatie later is die prof gaan onderzoeken wat er van die goede en die slechte kindjes geworden was.
U raadt het nooit.

Alle stoute kindjes hadden een gewone job; alle gedisciplineerde kindjes hadden een leidinggevende functie of waren ondernemer geworden.

En spijts hun twee marshmallows waren ze minder dik dan deze die er maar ééntje opgegeten hadden.

Dat allemaal om te bewijzen dat gedisciplineerd gedrag goed is tegen hart- en vaatziekten en goed voor het leiderschap.
En voor het ondernemerschap.
Men doet die proef nog regelmatig om te zien of de kindjes nog steeds op dezelfde manier reageren maar met enige variaties.
De juf die de vraag aan de kindjes stelt doet voorafgaandelijk ook al wat dingen met die kindjes waarbij ze bij één groep zich steeds correct aan de afspraken hield, en bij een andere groep een loopje nam met haar afspraken.
In de groep met de correcte juf waren er meer kindjes die zich konden inhouden om in hun marshmallow te bijten en waren ze ook bereid om het langer uit te houden, want ze wisten dat de juf van haar woord zou zijn.

Moet maar ook eens proberen met uw kids, of kleinkinderen. Om te weten hoe ver ze het gaan brengen.


STATIONS - II

Hebben wij treinstations nodig ?

Natuurlijk. Dat is veel veiliger om op en af te stappen.

Maar hebben wij ook stationsgebouwen nodig ?


Daar durf ik wel eens aan te twijfelen.

Neem nu het station van Londerzeel. Het gebouw zelf is buiten dienst.

Dit is nu het stationsgebouw.


Sober noem ik dat.
Minimalisme noemen de cultuurfilosofen het.

Ze brengen bovendien wat kleur in het landschap.
Ze hebben er daar twee staan in Londerzeel.
En ook nog één ticketautomaat, langs de verkeerde kant.

Er zijn ook wat zitbankjes, twaalf zitjes in het totaal.
Bij een volgende herinrichting kunnen ze bij INFRABEL misschien er aan denken om de zitjes in de wachthokjes te plaatsen.

Maar ik versta ze wel.
Die gele wachthokjes zijn al redelijk meerderjarig, maar om ze nu zo maar weg te gooien ?

Het doet deugd te zien dat INFRABEL ook op de kleintjes let.