F L WRIGHT II



De Guggenheims huurden een ruimte in New York om hun collectie van hedendaagse kunst te laten zien. Maar ze hadden ook een droom; een gebouw hebben dat er anders dan anders zou uitzien om hun collectie te tonen.
Woning voor zijn zoon David.
Om kunst te exposeren waren er maar twee types voorhanden: de beaux-arts musea of de nieuwe stijl van de modernisten à la Philip Johnson. (klik) (kliklik)
Rebay Guggenheim waagde een gok en schreef Frank Lloyd Wright  (klik) aan en stelde dat het nieuwe museum  “a temple of the spirit" moest zijn  “ that would facilitate a new way of looking at the modern pieces in the collection  …/… each of these great masterpieces should be organized into space, and only you ... would test the possibilities to do so. … I want a temple of spirit, a monument!"
Sommigen beweren dat zijn inspiratie haalde bij de woning die hij voor zijn zoon David in Phoenix Arizona gebouwd had. Dat ontwerp dateert van 1950.
Clifton House
Die woning is cirkelvormig opgebouwd met een boogvormige helling die toegang geeft tot de hoger gelegen leefruimten.

Woning David Gladys Wright
Ook de woning voor Clifton en George Lewis in Thallahassee  (1952), evenals de woning voor Andrew en Maude Cooke ( Verginia Beach – Verginia)  1953 en de woning die hij voor zijn dochter Elizabeth bouwde (1955) in Bethesda – Maryland, vertonen ronde of cirkelvormige plannen en volumes.

F L Wright - Guggenheim











Wright zat dus niet in zo’n strak keurslijf van strikt orthogonale plannen en volumes. Er mocht al eens met passer en schaats getekend worden. 
Reeds van bij de eerste ontwerpschetsen liet Wright een spiraalvormig circuit zien, dat hij organisch noemde. Het zou de bezoeker op een heel natuurlijke wijze langs de kunstwerken lijden en niet volgens een artificieel te volgen circuit dat sommige musea hanteren. 
Zijn uitgangspunt was niet zozeer het kunstwerk dan wel de beleving van een collectie.
Verschillende locaties in en net buiten New York werden in overweging genomen maar Guggenheim zelf gaf de voorkeur aan een terrein dat grensde aan Central Park.
De beperkte grootte van het terrein dwong Wright dus om in de hoogte te gaan.



Hij had twee slakkenhuizen voor ogen.
De eerste was een mastaba die van beneden uit zich opkrulde naar boven, het andere was breed van boven en vernauwde naar beneden toe.
Het doet mij denken aan een oefening die aan de eerstejaarsstudenten werd opgelegd: bestudeer een organisch element en kijk wat je ermee kunt doen.
Een organisch element.
Het was een beetje vaag gesteld maar dat hoort nu eenmaal zo in een opleiding. Kwestie van de geest van de student niet te beïnvloeden, lees zo open mogelijk te houden.
Dat leverde na veertien dagen steevast dezelfde weerkerende vraag op tussen twee pinten door: heb jij al je organisch element ? Waarna wij het bier in ons organisme lieten vloeien om ons iets beter in ons element te voelen.
Ik herinner mij toen een stukje pyriet uit mijn half-edelstenenverzameling naar voor geschoven te hebben dat uitmondde in een ontwerp à la Piet Blom maar ik ben aan het afwijken.
Dat slakkenhuisontwerp kende heel wat weerstanden. Eerst waren er de haast onoverkomelijke bezwaren van de stedenbouwkundige diensten die zo’n tè gek ontwerp niet zagen zitten. Toen dat eindelijk achter de rug was, kwam het financieel aspect naar boven.
De kostprijs van het ontwerp zou een veelvoud bedragen van wat Guggenheim in zijn hoofd had. Dat had hij wel zelf kunnen bedenken als hij het ontwerp van Wright gezien had. Zijn die kunstminnende opdrachtgevers dan zo naïf ?
Of vergis ik mij ?
Of zou het kunnen dat Frank Lloyd Wright zijn opdrachtgever voorgespiegeld had dat het ontwerp misschien wel een ietsje pietsje meer zou kosten, maar zeker niet veel meer dan wat ze aanvankelijk in gedachten hadden ?
Enfin. Het museum kwam er toch al heeft Solomon Guggenheim het nooit gezien. Hij stierf in 1949 en het project was pas klaar in oktober 1959.
F L Wright heeft het overigens ook nooit voltooid gezien want hij stierf zes maanden voor de opening.
Dat moet daar een beetje een triestige opening geweest zijn.
De kritieken waren ook niet mals.
De Amerikanen kenden slechts de Beaux-Arts (type Metropolitan Arts Museum) of de International Style à la Fhilip Johnson.
Voor velen was Guggenheim een te persoonlijke benadering van kunstbeleving. Het museum kreeg meer aandacht dan de kunst; de ruimten waren te laag en te klein om te voldoen aan de nieuwe normen die kunstenaars zichzelf oplegden en alsmaar grotere werken produceerden waarvoor je meer afstand nodig had dan Wright ter beschikking stelde. Ook de schuine buitenwand irriteerde veel mensen.
Ik kan daar voor een groot deel inkomen. De helling doet je voortdurend op je rem staan, grootschalige werken kan je er nauwelijks exposeren en de laatste tentoonstelling die ik er zag kon mij nauwelijks boeien, dus had ik meer oog voor het gebouw.
Het was ook de eerste keer dat ik de tweede (kleine) spiraal kon bezoeken en ook de kleine bibliotheek.
Maar eerlijk is eerlijk: je moet F L Wright bewonderen voor zijn ruimtelijke inzicht. De hoofdspiraal trekt alle aandacht maar de manier waarop hij ze in de nevenruimten laat overvloeien zullen toch maar weinigen hem nadoen, laat staan dat ze al zouden snappen hoe hij het doet.
Ondanks de kritieken kan ik mij geen New York meer voorstellen zonder Guggenheim en waarschijnlijk veel mensen met mij.


En wat ik ook apprecieer: zijn welgemeende f.ck you tegen het overheersende orthogonale denken van de stad. Want al bij was en bleef F L Wright een architect die natuur en architectuur tot één geheel probeerde te doen samensmelten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten