De Guggenheims huurden een ruimte in New York om hun collectie van
hedendaagse kunst te laten zien. Maar ze hadden ook een droom; een gebouw
hebben dat er anders dan anders zou uitzien om hun collectie te tonen.
Woning voor zijn zoon David. |
Rebay Guggenheim waagde een gok en schreef Frank Lloyd Wright (klik) aan en stelde dat het nieuwe museum “a
temple of the spirit" moest zijn
“ that would facilitate a new way
of looking at the modern pieces in the collection …/… each of these great masterpieces should
be organized into space, and only you ... would test the possibilities to do
so. … I want a temple of spirit, a monument!"
Sommigen beweren dat zijn inspiratie haalde bij de woning die hij voor zijn
zoon David in Phoenix Arizona gebouwd had. Dat ontwerp dateert van 1950.
Clifton House |
Woning David Gladys Wright |
F L Wright - Guggenheim |
Wright zat dus niet in zo’n strak keurslijf van strikt orthogonale plannen en volumes. Er mocht al eens met passer en schaats getekend worden.
Reeds van bij de eerste ontwerpschetsen liet Wright een spiraalvormig
circuit zien, dat hij organisch noemde. Het zou de bezoeker op een heel
natuurlijke wijze langs de kunstwerken lijden en niet volgens een artificieel
te volgen circuit dat sommige musea hanteren.
Zijn uitgangspunt was niet zozeer het kunstwerk dan wel de beleving van een
collectie.
Verschillende locaties in en net buiten New York werden in overweging
genomen maar Guggenheim zelf gaf de voorkeur aan een terrein dat grensde aan
Central Park.
De beperkte grootte van het terrein dwong Wright dus om in de hoogte te
gaan.
De eerste was een mastaba die van beneden uit zich opkrulde naar boven, het
andere was breed van boven en vernauwde naar beneden toe.
Het doet mij denken aan een oefening die aan de eerstejaarsstudenten werd
opgelegd: bestudeer een organisch element en kijk wat je ermee kunt doen.
Een organisch element.
Het was een beetje vaag gesteld maar dat hoort nu eenmaal zo in een
opleiding. Kwestie van de geest van de student niet te beïnvloeden, lees zo
open mogelijk te houden.
Dat leverde na veertien dagen steevast dezelfde weerkerende vraag op tussen
twee pinten door: heb jij al je organisch element ? Waarna wij het bier in ons
organisme lieten vloeien om ons iets beter in ons element te voelen.
Ik herinner mij toen een stukje pyriet uit mijn half-edelstenenverzameling
naar voor geschoven te hebben dat uitmondde in een ontwerp à la Piet Blom maar
ik ben aan het afwijken.
Dat slakkenhuisontwerp kende heel wat weerstanden. Eerst waren er de haast
onoverkomelijke bezwaren van de stedenbouwkundige diensten die zo’n tè gek ontwerp
niet zagen zitten. Toen dat eindelijk achter de rug was, kwam het financieel
aspect naar boven.
De kostprijs van het ontwerp zou een veelvoud bedragen van wat Guggenheim in zijn hoofd had.
Dat had hij wel zelf kunnen bedenken als hij het ontwerp van Wright gezien had.
Zijn die kunstminnende opdrachtgevers dan zo naïf ?
Of vergis ik mij ?
Of zou het kunnen dat Frank Lloyd Wright zijn opdrachtgever voorgespiegeld
had dat het ontwerp misschien wel een ietsje pietsje meer zou kosten, maar
zeker niet veel meer dan wat ze aanvankelijk in gedachten hadden ?
Enfin. Het museum kwam er toch al heeft Solomon Guggenheim het nooit
gezien. Hij stierf in 1949 en het project was pas klaar in oktober 1959.
F L Wright heeft het overigens ook nooit voltooid gezien want hij stierf
zes maanden voor de opening.
Dat moet daar een beetje een triestige opening geweest zijn.
De kritieken waren ook niet mals.
De Amerikanen kenden slechts de Beaux-Arts (type Metropolitan Arts Museum)
of de International Style à la Fhilip Johnson.
Voor velen was Guggenheim een te persoonlijke benadering van kunstbeleving.
Het museum kreeg meer aandacht dan de kunst; de ruimten waren te laag en te
klein om te voldoen aan de nieuwe normen die kunstenaars zichzelf oplegden en
alsmaar grotere werken produceerden waarvoor je meer afstand nodig had dan
Wright ter beschikking stelde. Ook de schuine buitenwand irriteerde veel
mensen.
Ik kan daar voor een groot deel inkomen. De helling doet je voortdurend op
je rem staan, grootschalige werken kan je er nauwelijks exposeren en de laatste
tentoonstelling die ik er zag kon mij nauwelijks boeien, dus had ik meer oog
voor het gebouw.
Het was ook de eerste keer dat ik de tweede (kleine) spiraal kon bezoeken
en ook de kleine bibliotheek.
Maar eerlijk is eerlijk: je moet F L Wright bewonderen voor zijn
ruimtelijke inzicht. De hoofdspiraal trekt alle aandacht maar de manier
waarop hij ze in de nevenruimten laat overvloeien zullen toch maar weinigen hem
nadoen, laat staan dat ze al zouden snappen hoe hij het doet.
Ondanks de kritieken kan ik mij geen New York meer voorstellen zonder
Guggenheim en waarschijnlijk veel mensen met mij.
En wat ik ook apprecieer: zijn welgemeende f.ck you tegen het overheersende orthogonale denken van de stad. Want al bij was en bleef F L Wright een architect die natuur en architectuur tot één geheel probeerde te doen samensmelten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten