Eerst in Parijs, dan in België.
Maar ook in Gent was een zogenaamde saneringsoperatie nodig en werden de Haussmanniaanse praktijken toegepast.
De zone tussen het nieuw aangelegde
Zuidstation en de kathedraal was een probleemgebied met steegjes en
kromgegroeide straatjes.
Het Zollikofer plan
zou hierin verandering brengen.
De Vlaanderenstraat zou vanuit het Zuidstation
vertrekken en halfweg splitsen in de Limburg- en de Henegouwenstraat,
stadinwaarts.
Het gaf immers geen pas dat de reizigers vanuit het Zuidstation enkel
via duistere straatjes en steegjes het centrum kon bereiken.
Het plan
was uitgetekend door architect Edmond De
Vigne en Ingenieur Eduoard Zollikofer.
Ze werkten in opdracht van de Brusselse Compagnie
Immobilière de Belgique.
Het akkoord
dat in 1880 tussen de stad Gent en Compagnie bekrachtigd werd, bestond er in dat de stad alle kosten voor de
aanleg van de infrastructuur op zich zou nemen en dat de Compagnie de kosten
voor aankoop van de gronden en huizen zou bekostigen.
De winst uit de verkoop
van de percelen aan de burgerij was voor de Compagnie.
Voorwaar geen slechte regeling voor de Compagnie.
En langs deze nieuwe lanen verschenen nieuwe
burgerswoningen, vier lagen , naar Haussmann’s model maar ook een beetje meer
op z’n Belgisch: meer pompierstijl, eclectisme en m’a tu vu architectuur.
Zo’n sneden
midden in een dichtgegroeid stedelijk weefsel zorgt voor heel wat
conflicten. Op sociaal-economisch vlak zeker – steeds wordt iemand beter van
het gedupeerd zijn van anderen – maar ook ruimtelijk, vormelijk ontstaan er
conflicten.
Het
onteigeningsplan werd door de gemeenteraad op 5 aug 1882 bekrachtigd en in
december van datzelfde jaar als Koninklijk besluit gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad.
Vanaf 1886 werden
de eerste huizen opgetrokken en rond 1889 waren de straten reeds dicht gebouwd.
Om tot deze
sanering te kunnen overgaan werd omschreven als een ellendige hoop beluiken, waar armoede en ontucht nevens elkaar
woekerden, te midden van eenen lucht verpest door de uitwasemingen die opstegen
uit de wateren der Oude-Schelde en welke niet gekalsijde straten tot modder
doorweekt waren.
Of armoede en ontucht opgelost werden door uitroken en slopen is nog maar de vraag. Dat deze remedie op zo korte termijn er kon doorgejaagd worden heeft te maken met de samenstelling van de diverse besturen.
Van 1893
tot 1918 bestond er het meervoudig stemrecht. Dit wil zeggen dat burgers boven
25 jaar minstens één stem hadden maar, naar gelang de hoeveelheid belastingen
die ze betaalden, tot vier stemmen per burger konden verwerven.
Vanaf 1918
werd het enkelvoudig stemrecht ingevoerd voor de mannelijke bevolking. Vanaf
1948 mochten ook vrouwen stemmen.
Zolang de bezittende klasse exclusief aan de macht was, waren dergelijke onteigeningsoperaties mogelijk.
De democratische manier waarop besturen nu zijn samengesteld maken dergelijke stedenbouwkundige ingrepen onmogelijk.
Waar we nog
steeds mee geconfronteerd worden is het ontstaan van percelen die te klein zijn
om de nieuwe vrije gewenste ruimte mogelijk te maken.
Maar nood brak wet in
dergelijke gevallen.
Dat merk je meer dan een eeuw later nog: percelen die
amper vijf meter bouwdiepte hebben waarvan het bouwvolume dubbel zo hoog
uitsteekt boven de omgeving en aan de achterzijde wachtgevels opwerpen waar wachten
op aanbouw nog steeds de voornaamste functie is.
Zoals hier aan de Kalandenberg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten