De chaussée Brunehaut op weg naar Binche zegt u waarschijnlijk niets.
Wallonia ken ik ook niet zo goed maar onlangs ben ik er speciaal langs gereden.
Reden: daar staat de Tour d'extration de Saint-Albert te verkommeren.
Gebouwd in 1950 door de Groupe Coppée a Péronnes, één van de toen nog floriante mijnbedrijven uit de Borinage, met de centen van het fameuze Marshall-plan.
Die Tour is in feite een gebouw dat een mijnenlift bevatte.
Dat bleek toen vernieuwend te zijn - toch minstens een goed alternatief voor de traditionele staalconstructies die we bij elke mijnsite kennen.
De keuze was eenvoudig: die stalen constructies vroegen veel onderhoud en waren zeer onderhevig aan corrosie.
Het gebouw werd gerealiseerd in 18 maanden en beschikte over een lift die volgens de officiële publicaties, tot 2.000 ton kolen per dag naar boven kon halen.
Een enorme hoeveelheid wat met zich meebracht dat de mijn vlugger leeg geschraapt was. Dat heb je nu eenmaal met vooruitgang.
Volgens de jongens die pleiten voor het behoud van de toren, waren dat 3.000 ton per dag. Dat heb je nu eenmaal met enthousiastelingen.
Het is een baken waar je niet naast kijkt, temeer daar het op een heuvelrug staat.
64 meter hoog.
Ter vergelijking: ik heb mij laten wijsmaken dat de Sint-Baafskathedraal in Gent 80 m hoog is en de universiteitsbibliotheek van Henri Van de Velde zou 40 m hoog zijn.
Langs de straatzijde is het gebouw redelijk strak.
Naar het zuiden toe heeft het een frivole boogvormig overkraging.
Waar de machinekamer was had je een prachtig uitzicht over het landschap.
Om die reden alleen zou je al liever machinist worden dan mijnwerker.
Maar de mijn sloot al in de zeventiger jaren. En zoals vaak gebeurt met gerief dat we niet meer gebruiken en te zwaar en te lomp is: dat laten we verkommeren.
Wat er verder mee gebeurt leest u in een volgende bijdrage.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten