In de stedenbouwwet
van 1962 moest je binnen de 2 jaar na het afleveren van de vergunning aan de
werken beginnen. Sinds het decreet op de ruimtelijke ordening, die per 1 mei
2000 in voege trad, moet nog steeds binnen de twee jaar na de vergunning de
werken aangevat zijn, maar moeten ze binnen de 3 jaar na de aanvang winddicht
zijn.
Voor werken die over
een vergunning beschikten en aangevat zijn voor mei 2000 is er geen
voltooiingsverplichting, zoals op deze foto te zien is.
Met vergunning
bedoelen we de laatste aanleg, bijvoorbeeld een vergunning van de deputatie.
Indien er beroep wordt
aangetekend bij de Raad voor Betwistingen Inzake Vergunningen, werkt dit
niet opschortend ten aanzien van de vergunning.
Dit wil zeggen dat u met de werken
kan beginnen tenzij één van de partijen de schorsing van de vergunning
gevraagd heeft.
Indien u niet begonnen
bent binnen de twee jaren na het toekennen van de vergunning, vervalt de vergunning en mag u met de werken niet
beginnen. In dergelijk geval moet u een nieuwe aanvraag indienen, mocht u toch
met de werken willen beginnen.
De aangevatte werken
moeten een continu karakter hebben. Een put graven en dan de werken gedurende
maanden stilleggen wordt niet aanzien als een uitvoering van de werken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten