Als in een film een scène in een parking gedraaid wordt, dan
kan je er de donder op zeggen dat er minstens een verdachte transactie volgt,
een gevecht, wat moorden, een aanranding en gierende banden.
Parking ontwikkelaars zijn daar niet zo gelukkig mee en doen
verwoede pogingen om dit imago te veranderen.
Veel licht, minstens 150 lux, netjes geschilderde wanden, muzakje op de achtergrond.
Lichtgevende reclamepanelen zijn nog de beste win-win.
Paul Rudolph’s parking (1962) oogt anders dan de meeste die
we gewoon zijn.
De meeste parkings zien er uit als een kantoorgebouw zonder
ramen.
Niet zo met die van Paul Rudolph.
De randen zijn plastisch opgekruld – ruw bekiste
beton -met variatie in de vlakken.
Zo krijgt het gebouw een gestalte.
Het lijkt echt op een parkeergebouw of ten minste, op hoe een parkeergebouw er zou moeten uitzien. Geen ordinaire
stapelruimte voor auto’s, maar ook niets minder.
De kolommen zijn volgens een niet klassiek patroon
opgesteld; een smal grid en een breed grid.
Dat vermijdt saaiheid.
En derdens, de inplanting. Het terrein helt er licht. Op
het laagste punt geeft dit zelfs de mogelijkheid om sierlijk draaiend tussenplateau te maken.
En dan is er nog iets waar je vooral architect of ingenieur voor moet zijn om er door geraakt te worden.
Kolommen, balken randbalken, alles is als één organische geheel in
elkaar versmolten. Geen prefabsystemen maar alles werd ruw bekist aan elkaar gegoten.
Stoer. Echt stoer.
Zelfs de overgangen tussen de split-levels zijn monoliet
gegoten.
Vandaag is zoiets nog nauwelijks voorstelbaar.
De parking bepaalt voor een groot deel het stedelijk beeld
van de omgeving, maar op een manier alsof hij er thuishoort.
Met zelfs een overbrugging
op de dwarsstraat van Templestreet.
Duidelijk een uiting van het stedenbouwkundig denken van de
sixties.
Achtergestelde buurten moesten wijken voor nieuwe projecten zoals een
parking als poortfunctie voor de stad.
De vraag is alleen of we dergelijke dingen vandaag nog
bovengronds willen.
Leuk voor Paul Rudolph dat we nog steeds ‘zijn’ parking
weten te waarderen.
Ik treur daar eigenlijk niet om. Auto’s moeten bovengronds
niet meer zo’n prominente plaats innemen.
Onze steden verdienen beter.
Stop ze maar onder de grond, die auto's.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten